-4-
b. sociaal-culturele factoren zijn b.v.:
- vacuüm-situatie voor wat betreft vaststaande normen en
waarden;
- technologie, met nadruk op materiële rijkdom, technische
en onpersoonlijke werkomstandigheden; steeds minder ruimte
voor emoties;
- consumptie-maatschappij, met als kenmerk onmiddellijke
bevrediging van behoeften;
- sociale zekerheid, niemand hoeft te vechten voor zijn
bestaan, wat velen een gevoel van leegheid en zinloosheid
bezorgt
- algemeen pessimistisch toekomstbeeld;
- overspannen verwachtingen van de ouders.
Het wordt duidelijk, nog los van mogelijk andere factoren die van in
vloed kunnen zijn op het wel of niet overgaan tot het gebruik van drugs,
dat het noodzakelijk is dat problematische drugsgebruikers individueel
en vooral ook op die plaatsen, waar ze zich veelal ophouden, benaderd
worden.
In hoofdstuk 5> waarin wij de eerste aanzetten zullen aangeven met
betrekking tot ontwikkeling van een beleid, komen we nader op deze
kwestie terug.
1.2. SITUATIE LEEUWARDEN.
Het is niet aan twijfel onderhevig, dat het gebruik van middelen, die
men met drugs pleegt aan te duiden, vrijwel algemeen ook in Leeuwarden
als een verontrustend probleem wordt aangevoeld. Deze verontrusting
wordt nog versterkt door gevoelens, van onzekerheid, welke bestaan met
betrekking tot de oorzaken en de omvang van het verschijnsel.
Ongeveer acht jaar geleden was het gebruik van deze middelen in onze
gemeente nog vrijwel onbekend. Er zijn aanwijzingen te over, dat het
gebruik zich daarna snel heeft verbreid en zich nog uitbreidt. De om
vang ervan onttrekt zich goeddeels aan onze waarneming, doch gelet
op de signalen uit de jeugd- en jongerencentra Hippopotamus en 't Vliet
en van de zijde van de gemeentepolitie, hebben we het gevoel, dat deze
niet gering is. Dit gevoelen wordt nog versterkt door een onderzoek
verricht naar het alcohol- en drugsgebruik van scholieren in Noordoost-
Friesland. (R.O.P.-rapport)
Het gebruik van voornoemde stoffen, (althans de drugs) lijkt voor het
grootste deel gekoppeld te zijn aan die jongeren, die zich door uiter
lijk en gedrag van de rest onderscheidt. Veelal is voor dit maatschap
pelijk anders zijn, een bepaalde reden/oorzaak aan te wijzen, alhoewel
zelfs voor een goede waarnemer deze redenen meestal duister blijven.
Onder het punt Algemeen (1.1.) is hier reeds nader op ingegaan.
Het is uiterst moeilijk over de omvang van het drugsgebruik betrouw
bare en exacte gegevens te verkrijgen. Het gebruik vertoont een soort
ijsbergeffect; het grootste deel is onzichtbaar. Slechts op gezette
momenten wordt onder invloed van allerlei factoren een stukje van het
onder water zittende deel van de ijsberg even zichtbaar.
Zoals reeds verwoord, heeft op een beperkt aantal plaatsen een onder
zoek plaatsgevonden naar de omvang van het gebruik.
Weliswaar is het drugsgebruik in de grote steden begonnen doch lang
zamerhand heeft het zich in toenemende mate over het land verspreid.
Uit de door ons ingestelde werkgroep is met name van de zijde van de
vertegenwoordigers van jeugd- en jongereneentrum Hippopotamus duide
lijk gemaakt, dat er in ieder geval bij een deel van de doelgroep van
dit centrum een toename van het drugsgebruik te constateren valt.
Zonder te pretenderen, dat de gegevens exact zijn, komt men van de
zijde van het bestuur- van Hippo tot de volgende cijfers.
Het jongerencentrum heeft zicht op rond 20 harddrugsverslaafden in
Leeuwarden.
Men schat het aantal incidentele gebruikers op rond 250, terwijl
rond 1000 personen zelden tot regelmatig een respectabele hoe
veelheid soft drugs gebruiken.
Door het C.A.D. zijn in 1979 rond 200 hulpaanvragen behandeld,
terwijl in de gehele provincie Friesland aan plm. 40 personen
methadon verstrekt wordt. Daarnaast is, zoals reeds weergegeven,
eenzelfde tendens aangegeven door instellingen/instanties als
jeugd- en jongerencentrum 't Vliet, de gemeentepolitie, het Jongeren-
adviesbureau, het Kric e.d.
Over het algemeen gaat het om een vrij omvangrijke groep van soft
drug gebruikers, waarvan een deel afdrijft naar het gebruik van
hard-drugs. Een en ander is naar onze mening minder het gevolg van
de "stap voor stap" theorie als wel van:
a. de verkrijgbaarheid van soft-drugs;
b. het in een hand zijn van de handel in zowel hard- als soft-drugs
(met name het illegale karakter van deze handel);
c. de individuele eigenschappen en situatieve factoren. (Zie 1.1.)
Daarnaast kan worden gesteld, dat de toename van het alcoholgebruik
bijna epidemische vormen begint aan te nemen. Dit openbaart zich o.a.
in het weer veelvuldiger voorkomen van openbare dronkenschap en een
toenemende hulpaanvraag bij het C.A.D.
De conclusie uit het voorgaande kan in ieder geval zijn, zonder over
absolute cijfers te beschikken, dat ook in Leeuwarden door het gebruik
van drugs (hierbij dient ook alcohol gerekend te worden) problemen
ontstaan, die zich o.a. uiten in vernielingen, crimineel gedrag en
intimidatie van doelgroepen binnen de jeugd- en jongerencentra in
de binnenstad.
Recente ontwikkelingen hebben ons ervan overtuigd, dat het op korte
termijn noodzakelijk is een preventie- en hulpverleningsbeleid in
overleg en in samenwerking met de betrokken instellingen te ontwik
kelen.
Voor een nadere beschrijving van de situatie in Leeuwarden is het in
dit hoofdstuk ook noodzakelijk enig inzicht te geven in de bevolkings
samenstelling van onze gemeente.
Per 1 januari 1980 bedroeg het aantal inwoners in onze gemeente
84.516 (40.538 vrouwen 43*978 mannen). In relatie tot het aantal
inwoners in 1970 betekent dit een teruggang met 4*152 inwoners.
Deze teruggang wordt enerzijds veroorzaakt door de gemiddelde stij
ging van het sterftecijfer als gevolg van de toegenomen vergrijzing
van de stadsbevolking, terwijl bovendien het geboortecijfer de laatste
jaren een dalende tendens laat zien; er worden minder kinderen geboren,
het gemiddeld aantal kinderen per gezin wordt kleiner.
Daardoor zijn het sterftecijfer en het geboortecijfer elkaar gaan
naderen, hetgeen tot gevolg heeft gehad, dat de natuurlijke aanwas
van de bevolking relatief gering is geworden.
Anderzijds is er de trek vanuit de stad naar de randgemeenten, die
zich vanaf het begin van de jaren '70 in jaarlijks wisselende mate
voordeed en die mede oorzaak is van de achterblijvende groei van de
bevolking. De trek naar de randgemeenten is met name veroorzaakt
door woonfaktoren.
In Leeuwarden bestaat een gebrek aan huisvestingsmogelijkheden voor
met name jongeren en (jong) gehuwden.
Een tegenovergestelde trek - hoewel in mindere mate - zien we in de
jongere leeftijdsgroepen. Daarbij spelen met name onderwijsmogelijk
heden een rol, evenals de verwachting, dat in de stad meer mogelijk
heden zijn om werk te vinden. Bovendien heeft in het algemeen de stad
altijd een zekere aantrekkingskracht gehad op jongeren.