-6-
Er wonen in Leeuwarden ruim 7.300 jongeren in de leeftijd tussen
12 en 17 jaar. Het aantal jongeren tussen de 17 en 24 jaar be
draagt zo'n 9*500.
Op basis van schooltellingcijfers van de scholen in Leeuwarden in
het schooljaar '79 - '80 kan worden gesteld dat:
- 24% van de schoolgaande jongeren in opleiding is op het niveau
van het lager nijverheids- en beroepsonderwijs;
- 35% van de schoolgaande jongeren in opleiding is op het niveau
van het middelbaar algemeen vormings- en beroepsonderwijs;
- 40% van de schoolgaande jongeren in opleiding is op het niveau
van hoger algemeen vormend, voorbereidend wetenschappelijk- en
beroepsonderwij s
- 1% van de schoolgaande jongeren partieel leerplichtig is en deel-
onderwijs volgt of geacht wordt dat te volgen.
Bij deze percentages zijn geen correcties toegepast voor het aantal
leerlingen, dat van buiten Leeuwarden komt. Er kunnen uit deze per
centages alleen maar indicaties worden afgeleid voor de globale
verdeling van de jongeren over de verschillende schooltypen.
Hit recente cijfermatige gegevens blijkt bovendien, dat in onze
gemeente een relatief hoog percentage jongeren (jonger dan 22 jaar)
werkloos is. Daarbij moet naar ons idee tevens worden bedacht, dat
met name in de groep van 16 tot 17 jarigen) een vermoedelijk hoge
verborgen werkloosheid heerst.
Uit gesprekken met stafleden van de jongerencentra in de binnenstad
is gebleken, dat deze jongeren om allerlei redenen zich niet hebben
laten inschrijven op het arbeidsbureau.
Tot slot dient naar onze mening nog nader in te worden gegaan op de
problematiek m.b.t. de in onze gemeente woonachtige groepen Surina-
mers
Met name in de afgelopen twee jaar is het aantal geregistreerde
Surinamers vrij sterk gegroeid in 1 jaar tijd verdrievoudigd).
Daarbij dient er tevens rekening mee te worden gehouden, dat een
groot aantal Surinaamse gezinnen niet als zodanig geregistreerd is,
daar zij beschikken over een Nederlands paspoort.
Uit informatie van de organisatie van Surinamers in Leeuwarden blijkt
dat zeker 150 gezinnen Surinamers en Surinaamse Nederlanders in onze
gemeente woonachtig zijn.
Deze gezinnen hebben zich gevestigd in een beperkt aantal wijken in
onze stad. Hierbij dient tevens te worden opgemerkt, dat de vervreem
ding van de eigen culturele identiteit van grote groepen met name
jonge Surinamers zodanig is, dat werkelijk van een probleemgroep
gesproken kan worden.
Uit recente ontwikkelingen is reeds gebleken, dat het verhoogd
heroïnegebruik en ook de handel hierin vooral een gevolg is van pro
blemen binnen deze groep.
2. VERSCHILLENDE VISIES BINNEN DE DRUGSHULPVERLENING.
VISIE HIPPOPOTAMTS.
In het voorjaar van 1980 heeft het jeugd- en jongerencentrum Hippo
potamus Ultd. een "Drugsnota" uitgebracht.
Uiteraard is deze nota voornamelijk gericht op ontwikkeling van een
drugsbeleid binnen het jongerencentrum.
Het gaat om de concretisering van een experimenteel drugspreventie-
programma, dat tot doel heeft:
a. het bevorderen van kennis en informatie over het drugsgebruik
b. het verantwoord leren omgaan met drugs in het algemeen.
Daarbij zal onderscheid gemaakt worden tussen hard- en softdrugs-
gebruik in die zin dat:
-7-
- voor wat betreft de harddrugs duidelijk naar voren zal moeten
komen welke bedreiging het gebruik vormt voor gezondheid en wel
zijn van de gebruiker en zijn/haar omgeving en welke omstandig
heden hierbij een rol spelen;
- voor wat betreft softdrugs een goede voorlichting zal worden
gegeven omtrent het gebruik en de daaraan verbonden gevolgen.
Voor het drugspreventie-programma wordt het essentieel geacht, dat
de handel en de controle van softdrugs in eigen hand wordt genomen
en gehouden. Hierbij zal tevens worden gezorgd voor een strenge
controle op de kwaliteit van het aangebodene. Het inschakelen van
een huisdealer die begeleid wordt, lijkt daarbij het enige wapen
waarmee de staf en het bestuur van Hippo met een redelijke kans op
succes kunnen optreden tegen de toenemende criminele invloeden en
daarmee gepaard gaande harddrugs expansie. Een ontwikkeling, die
funest is voor het goed functioneren van Hippo als open jongerencen
trum.
Overigens past een drugspreventie-programma uitstekend in de doel
stelling van Hippo, dat immers gericht is op een gezond en geeste
lijk bewuster leven.
In besprekingen met het bestuur van dit jongerencentrum! is van het
begin af aan duidelijk gemaakt, dat de opvattingen van Hippo omtrent
dit preventie-programma op met name juridische gronden geen onderdeel
kan uitmaken van een gemeentelijk preventiebeleid.
Het bestuur van de Stichting Hippo heeft volledig begrip voor deze
opstelling onzerzijds en heeft daarom in de door ons ingestelde werk
groep loyaal meegewerkt tot het ontwikkelen van de eerste aanzetten
voor een gemeentelijk beleid in dezen.
VISIE CONSULTATIEBUREAU ALCOHOL EN DRUGS.
Het consultatiebureau voor alcohol en drugs C.A.D. heeft als doel:
a. medische, psychosociale en maatschappelijke hulpverlening in
probleemsituaties, waarin het gebruik van alcohol, drugs of
andere psychotrope stoffen een medebepalende rol speelt;
b. op te treden als reclasseringsinstelling indien bedoelde pro-
blemensituaties tot conflicten met justitie leiden;
c. voorlichting te geven en preventief op te treden, waardoor
probleemsituaties als onder a. bedoeld, kunnen worden voorkomen.
Tot 1975 heeft het C.A.D. zich vrijwel uitsluitend gericht op de
hulpverlening als onder a. en b. bedoeld.
Hoewel het C.A.D. in die tijd velen daadwerkelijk hulp heeft kunnen
bieden,is het alcoholgebruik en daarmee het misbruik te zelfder
tijd steeds groter geworden. Thans heeft het, volgens het jaarver
slag van de hoofdinspectie voor de geestelijke volksgezondheid
bijna de omvang van een nationale ramp aangenomen.
Gelijktijdig is het gebruik van drugs (beginnende in de 60-'er
jaren) sterk toegenomen.
Deze ontwikkeling heeft er toe geleid, dat het C.A.D. zich vanaf
1975 eveneens heeft gericht op het geven van voorlichting omtrent
het gebruik van drugs en de daaraan verbonden risico's.
Zonder afbreuk te doen aan de noodzaak tot individuele hulpverlening
zal deze preventie-activiteit zich in de naaste toekomst binnen het
C.A.D. uitbreiden tot een volwaardig onderdeel van de werkzaamheden.
Een eerste stap in deze richting is geweest het in dienst nemen van
een full-time funktionaris voor dit werk.
Deze funktionaris is in mei 1980 in dienst getreden. Uit de funktie-
omschrijving blijkt dat:
a. het werkgebied de gehele provincie Friesland betreft;
b. de werkzaamheden met name gericht zullen zijn op het ontwikkelen