Artikel 10.
Gedurende dertig dagen na de eerste dag van de ter visielegging van het ontwerp
van de aanwijzing, van de verlenging van de aanwijzingstermijn, van de ruimtelijk
economische structuur en de nadere uitwerking daarvan kunnen de betrokken onder
nemers schriftelijk van hun inzichten doen blijken.
Artikel 11.
De in artikel 9 en 10 bedoelde reacties zullen na verzameling en verwerking in
een rapport behandeld worden in een openbare vergadering van de meest betrokken
raadscommissie(s)
Artikel 12.
Burgemeester en Wethouders maken in een of meer plaatselijk verschijnende dagbla
den melding van de raadsbesluiten tot:
de aanwijzing van een gebied,
de voor het gebied vastgestelde ruimtelijk-economische structuur,
de verlenging van de aanwijzingstermijn,
de nadere uitwerking van de ruimtelijk-economische structuur.
Artikel 13.
De gemeenteraad kan bepalen, dat in een aangewezen gebied of in een of meer ge
deelten daarvan aan een of meer van de in artikel 2, lid 1, genoemde categorieën
geen steun beschikbaar wordt gesteld.
De Raad kan bedoeld besluit slecht nemen indien tie voor het betrokken gebied of
de betreffende gedeelten daarvan vastgestelde ruimtelijk-economische structuur,
dan wel de mate van realisering daarvan, dit rechtvaardigt.
Artikel 1A-.
1. De artikelen 8 tot en met 11 gelden niet ten aanzien van de eerste aanwijzing
van de gebieden waarvoor op 1 december 1980:
of een door de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening goedge
keurd besluit van de Gemeenteraad geldt waarbij deze zijn aangewezen tot
vernieuwingsgebied in de zin van de Beschikking geldelijke steun stadsver
nieuwing 1977,
of de gewenste ruimtelijk-economische structuur door de Gemeenteraad is
vastgesteld op basis van inspraak van de ondernemers,
of de ondernemers hun mening anderszins kenbaar hebben kunnen maken omtrent
de door de gemeente gewenste ruimtelijk-economische structuur.
2. In afwijking van artikel 7, lid 1, geldt de eerste aanwijzing van gebieden als
bedoeld in het voorgaande lid tot uiterlijk 1 december 1985.
Hoofdstuk III.
VOORTZETTING TER PLAATSE
Artikel 15.
1. Indien de winst van de ondernemer in het boekjaar waarin hij zijn aanvraag in
dient naar schatting lager is dan de gemiddelde winst over de laatste drie ja
ren, voorafgaand aan het jaar van de aanvraag, en tevens lager is dan
29.000,kan inkomenssteun voor deze winstdaling worden toegekend.
- 5 -
2. Het in lid 1 bepaalde geldt ook voor het jaar volgende op het boekjaar waarin
de ondernemer zijn aanvraag indiende.
De steun kan gedurende twee opvolgende jaren worden verleend.
3. De ondernemer dient aannemelijk te maken, dat de winstdaling een rechtstreeks
gevolg is van de concrete uitvoering van stadsvernieuwing.
A. De steun bedraagt het verschil tussen de winst van de ondernemer in het boek
jaar van zijn aanvraag dan wel het daaropvolgende boekjaar en zijn in het eer
ste lid bedoelde gemiddelde winst, voor zover deze winst lager is dan
29.000,--, en kan hoogstens 29.000,-- per jaar bedragen.
Artikel 16.
1. Indien de ondernemer in zijn bedrijfsruimte noodzakelijke verbouwingen laat
verrichten kan hem hiervoor een verbouwingsbijdrage worden toegekend.
2. De volgende verbouwingen komen voor steun in aanmerking:
a. wijziging van de indeling door verwijdering, plaatsing of verplaatsing van
binnenmuren en/of vloeren en tussenvloeren;
b. herstel van buitenmuren, voor zover nodig in verband met het wegbreken van
aanhorigheden;
c. voorzieningen in de buitenmuren, voor zover rechtstreeks samenhangend met
het overige deel van de verbouwingen;
d. voorzieningen ter verbetering van de warmte-isolatie;
e. aanpassing van gas-, water- en elektriciteitsleidingen in verband met het
verbouwen;
f. afwerking van het verbouwde gedeelte.
3. De ondernemer ontvangt geen steun indien de verbouwing als bedoeld in lid 2,
geheel of gedeeltelijk wordt uitgevoerd door een ondernemer die niet in het
bezit is van de daarvoor vereiste vestigingsvergunningen.
A-. De steun zal een redelijke bijdrage in de kosten van de onder lid 2 bedoelde
verbouwingen zijn.
Artikel 17.
1. Indien de ondernemer/huurder ten gevolge van verbouwingen als bedoeld in arti
kel 16 een hogere huur moet gaan betalen, kan hem hiervoor een eenmalige bij
drage worden toegekend, voor zover deze hogere huur geen gevolg is van wezen
lijke veranderingen in de aard en omvang van zijn bedrijfsactiviteiten.
2. De steun zal een redelijke bijdrage zijn, gebaseerd op het verschil tussen de
oude en de nieuwe huur.
Artikel 18.
1. Aan de ondernemer in wiens bedrijfsruimte verbouwingen worden uitgevoerd als
bedoeld in artikel 16 kan voor de noodzakelijke herinrichting een bijdrage wor
den toegekend.
2. De volgende herinrichtingskosten komen in aanmerking:
a. kosten van voorzieningen welke aard of nagelvast dienen te worden aange
bracht;
b. kosten wegens het vervangen van onderdelen van de inrichting, welke niet
passend zijn te maken voor het verbouwde bedrijfspand.
3. De ondernemer ontvangt geen steun indien de herinrichting geheel of gedeelte
lijk wordt uitgevoerd door een ondernemer die niet in het bezit is van de
daarvoor vereiste vergunningen.
k. De steun zal een redelijke bijdrage zijn in de onder lid 2 genoemde herinrich
tingskosten.