- 6 -
Hoofdstuk IV.
VERPLAATSING
Artikel 19.
1. Indien de ondernemer/huurder in verband met de verplaatsing van zijn bedrijf
een hogere huur moet gaan betalen, kan hem hiervoor een eenmalige huurgewen-
ningsbijdrage worden toegekend, voor zover deze hogere huur geen gevolg is van
wezenlijke veranderingen in de aard en omvang van zijn bedrijfsactiviteiten.
2. De steun zal een redelijke bijdrage zijn, gebaseerd op het verschil tussen de
oude en de nieuwe huur.
Artikel 20.
1. Indien de ondernemer in verband met de verplaatsing van zijn bedrijf hogere
huisvestingskosten heeft als eigenaar van zijn bedrijfsruimte op de nieuwe ves
tigingsplaats kan hem hiervoor een bijdrage worden toegekend, voor zover deze
hogere kosten geen gevolg zijn van wezenlijke veranderingen in de aard en om
vang van zijn bedrijfsactiviteiten.
2. De steun zal een redelijke bijdrage zijn in het verschil tussen de waarde van
de oude en de nieuwe bedrijfsruimte.
Artikel 21.
1. Aan de ondernemer die zijn bedrijf verplaatst kan worden toegekend:
a. een bijdrage in de verhuiskosten;
b. een bijdrage in de geraamde herinrichtingskosten, bedoeld in artikel 18,
lid 2;
c. een bijdrage in de winstdaling ten gevolge van bedrijfsstagnatie.
2. De steun zal bedragen:
a. 100 van de geraamde verhuis'-kosten;
b. een redelijke bijdrage in de herinrichtingskosten;
c. ten hoogste 500,-- per week over de periode dat het bedrijf stil ligt tot
ten hoogste zes weken in totaal.
Hoofstuk V.
BEËINDIGING
Artikel 22.
1. De beëindigingsuitkering bedraagt 20 van de totale winst over de drie aan
het boekjaar waarin de aanvraag om steun wordt ingediend, voorafgaande boekja
ren. Het bedrag van de uitkering is tenminste 10.000,-- en ten hoogste
25.000,--.
2. De uitkering wordt verstrekt op voorwaarde, dat de ondernemer na bedrijfsbe
ëindiging niet opnieuw binnen de gemeente een bedrijf gaat uitoefenen.
3. De ondernemer moet zich verbinden de ontvangen steun terstond als onverschul
digd betaald te restitueren, indien hij de onder 2 genoemde voorwaarde niet is
nagekomen.
4. De steun wordt verstrekt zo spoedig mogelijk nadat bedrijfsbeëindiging heeft
nlaatsaevonden
Hoofdstuk VI.
PROCEDURE
Artikel 23.
1. Een aanvraag om geldelijke steun dient schriftelijk te worden ingediend bij
Burgemeester en Wethouders.
2. Een aanvraag dient te worden ingediend voordat de ondernemer overgaat tot uit
voering van zijn voornemens die tot steun kunnen leiden
Artikel 24.
1. Een aanvraag dient vergezeld te gaan van een advies uitgebracht door de Stich
ting Regionaal Dienstverleningscentrum Kleinbedrijf
2. De levensvatbaarheid wordt getoetst door het Regionaal Dienstverleningscentrum
Kleinbedrijf.
3. Bij de aanvraag dienen de gegevens te zijn gevoegd die nodig zijn voor de be
oordeling.
4. Alvorens op de aanvraag te beslissen, kunnen Burgemeester en Wethouders binnen
drie weken nadat de aanvraag is ingediend nadere gegevens van de ondernemer
verlangen.
5. Burgemeester en Wethouders beslissen op de aanvraag binnen zes weken nadat de
ze is ingediend of binnen zes weken nadat de in het derde lid bedoelde gege
vens zijn verstrekt.
Artikel 25.
1. Burgemeester en Wethouders bepalen bij hun besluit tot toekennen van steun het
definitieve steunbedrag tenzij het betreft steun ingevolge artikel 15 van deze
verordening.
2. a. De gegevens voor de vaststelling van de definitieve uitkering als bedoeld
in artikel 15 dient de aanvrager binnen drie maanden na afloop van het boek
jaar waarop de uitkering betrekking heeft aan Burgemeester en Wethouders te
verstrekken.
b. Burgemeester en Wethouders bepalen binnen 6 weken nadat de onder a. bedoel
de gegevens zijn verstrekt het definitieve steunbedrag.
3. Indien gunstig wordt beslist op de aanvraag om geldelijke steun kan aan de aan
vrager in daartoe aanleiding gevende gevallen een voorschot worden verleend.
4. Het voorschot wordt verrekend bij de definitieve uitkering. Deze uitkering
vindt plaats, zodra de ondernemer heeft aangetoond dat de bedrijfsvoornemens
conform de overgelegde bescheiden zijn uitgevoerd.
5. De ondernemer moet zich verbinden de als voorschot ontvangen steun terstond
als onverschuldigd betaald te restitueren, indien en voor zover de bedrijfs-
voornemens niet binnen een redelijke termijn en conform de overgelegde beschei
den zijn uitgevoerd.
6. Burgemeester en Wethouders respectievelijk de Stichting Regionaal Dienstverle
ningscentrum Kleinbedrijf kunnen, voor zover dit in verband met de toepassing
van deze verordening redelijkerwijs kan worden vereist, verlangen dat de on
dernemer (nadere) gegevens verstrekt, inzage geeft in zijn boeken en beschei
den en/of toegang verleent tot zijn bedrijfsruimte(n) aan door voornoemde in
stanties aangewezen personen. Indien aan dit verlangen niet binnen een termijn
van twee maanden is voldaan verliest de ondertrmier zijn recht op uitkering.