I
6. al hetgeen door de gemeente terzake van de verleende garantie mocht wor
den betaald blijft als schuld op de stichting rusten;
over het bedrag dezer schuld wordt, totdat zij is afgelost, jaarlijks op
31 december rente op rente bijgeschreven, berekend naar hetzelfde percen
tage als geldt voor de geldlening;
7. wijst de verlies- en winstrekening over enig jaar een winstsaldo aan, dan
zal de Stichting ter voldoening van een schuld als bedoeld onder 6 aan de
gemeente betalen een bedrag gelijk aan die schuld, of, zo deze hoger is
dan het winstsaldo, tot een bedrag van het winstsaldo;
8. de stichting is verplicht de aan de geldlening en de aan de garantie-over
eenkomst verbonden voorwaarden stipt na te komen;
9. de gemeente zal, zolang de in deze overeenkomst bedoelde geldlening niet
geheel is afgelost en daarenboven hetzij de gemeente terzake van de ver
leende garantie een vordering op de Stichting heeft als bedoeld in punt 6
van deze overeenkomst en welke vordering niet is verrekend als aangegeven
in punt 7 van deze overeenkomst en/hetzij de Stichting in gebreke blijft
één of meerdere van de overige bepalingen van deze overeenkomst na te le
ven, het recht hebben om alle bezittingen van de Stichting ten behoeve
waarvan de geldlening is gesloten met de op de bezittingen rustende lasten
en verplichtingen en alle schulden van de Stichting voorzoveel die ten be
hoeve van die bezittingen zijn gemaakt, gezamenlijk over te nemen tegen
een vergoeding ten bedrage van het voor de verwerving en instandhouding
van die bezittingen aangewende deel van het eigen vermogen van de Stich
ting, benevens eventueel een naar het oordeel van Burgemeester en Wethou
ders billijke vergoeding voor de liquidatiekosten;
10. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, zolang de in de garantie-overeen
komst bedoelde geldlening niet geheel zal zijn afgelost, zo nodig nade e
voorwaarden te stellen.
I Aldus vastgesteld in de openbare
vergadering van
Voorzitter
Secretaris
Verdagen beslissing op beroepschrift van M. Bootsma te Leeuwarden tegen
weigering van een bouwvergunning.
Bijlage no. 8. Leeuwarden, 24 oktober 1980.
Aan de Gemeenteraad.
De heer M. Bootsma te Leeuwarden heeft bij brief van 11 oktober 1980,
ontvangen op 13 oktober j.l., beroep aangetekend tegen onze beschikking
van 2 september 1980, no. B 293/80, waarbij hem bouwvergunning is geweigerd
voor het plaatsen van een duivenhok op het perceel Carel van Manderstraat 20,
alhier.
Ingevolge artikel 51, derde lid van de Woningwet dient de Raad binnen drie
maanden na de dag waarop het beroepschrift is ontvangen hieromtrent een
beslissing te nemen. Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste twee maanden
vorden verlengd.
Omdat de gronden waarop het beroep berust eerst onlangs door appellant
ijn toegezonden, is het niet mogelijk gebleken de commissie, die de Raad
>mtrent dit beroep dient te adviseren zo tijdig van de nodige informatie
:e voorzien dat de behandeling vóór 13 januari a.s. in de Raad kan plaats
vinden.
In verband met het vorenstaande stellen wij U voor de beslissing op het
beroepschrift van M. Bootsma voormeld te verdagen tot uiterlijk 13 maart 1981,
en een besluit te nemen zoals hierna in ontwerp is afgedrukt.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
Burgemeester, 3. ten Brug
loco
Secretaris
W.3.G. Reumer
- 2 -