Reeds eerder heeft onze Regio naar voren gebracht dat het aansluiten bij
de positie van een kern in een kernenstructuur, die een weergave is van
de bestaande situaties, voor de spreiding van de bevolking kan leiden
tot een zekere verstarring. Desalniettemin kan geconstateerd worden dat
het provinciaal spreidingsbeleid, gericht op versterking van de kleine
kernen ("basis") en de steden ("top") vrij nauw aansluit bij het in de
Nota Uitgangspunten geformuleerde beleid.
In laatstgenoemde Nota worden o.a. de volgende uitgangspunten geformuleerd
- Voor de regio dient een verzorgingsstructuur te worden ontwikkeld waarin i
een zo gevarieerd en hoogwaardig mogelijk voorzieningenpakket wordt
geboden dat voor een ieder zo goed mogelijk bereikbaar is.
- Ter ondersteuning van een zodanige verzorgingsstructuur biedt een
bevolkinqsspreidinqsbeleid dat naast versterking van de top vooral is
gericht op de lagere categorieën in de verzorgingshiërarchie de beste
mogelijkheden.
In het overleg met de provincie over het concept-statenvoorstel met
betrekking tot de Nota Alternatieven is door onze regio benadrukt dat
het streekplan op het punt van de verdeling van de bevolkingstoename
binnen de gemeenten niet verder mag gaan dan het geven van indikaties
Door de provincie is in dat overleg gesteld dat geneemde verdeling een
minder hard karakter zou hebben dan de bevolkingsverdeling voor de gemeenten
De bevolkingsverdeling over de kernen zal dan ook in categorie d
(planflexibiliteit) ingedeeld moeten worden.
Wonen.
De door ons noodzakelijk geachte migratieverdeling (3.1) zal tevens moeten
leiden tot een aanpassing van het aantal te bouwen woningen in de Regio
Noord.
Zoals in de Nota Uitgangspunten is geformuleerd is de Regio van mening, dat
de gemeenten zelfstandig kunnen voorzien in de nieuwbouw voor de natuurlijke
aanwas, daling van de gemiddelde woningbezetting en de noodzakelijke
kompenserende nieuwbouw.
De verdeling van de bevolkingsgroei (en daarmee van de woningbouw)
als gevolg van een vestigingsoverschot van buiten de regio, vindt plaats
overeenkomstig de bijdrage die een gemeente of kern aan de evenwichtige
ontwikkeling van de regio dient te hebben.
Mocht zich echter het geval voordoen dat een gemeente de noodzakelijk
geachte nieuwbouw in een zekere periode niet kan realiseren, dan dient
in onderling overleg dit (tijdelijke) tekort door de andere gemeenten
binnen de regio te kunnen worden opgevangen.
De kwalitatieve aspecten van de woningbouw zullen bij toetsing van ge
meentelijke plannen aan het streekplan even belangrijk, zo niet belang
rijker moeten zijn dan kwantiteiten om te dienen als sturingsmechanisme
om het voorgestane beleid te realiseren.
Immers met name de verdeling van huur-, premie- en vrije sectorwoningen
en ook van woningbouw voor jongeren en bejaarden is en zal van grote in
vloed zijn op het slagen van het beleid. Ue provincie geeft in het korte
termijnplan verhoudingen welke als richtsnoer zullen worden gebruikt voor
de samenstelling van de woningbouw naar woningwet-, premie- en vrije--
sectorwoningenu
Hoewel dat recht doet aan het vorenstaande, vinden wij dat er ook ruimte
moet zijn om met de conjuncturele aspecten rekening te houden (volks
huisvestingsbeleid van de rijksoverheid, situatie op de bouwmarkt, enz.).
Tevens zal bij die toetsing rekening gehouden moeten worden met de
specifieke omstandigheden in elke gemeente, zoals op blz. 112, Beschrijving
ook wordt gesteld.
Om de in het verleden ontstane ontwikkeling naar een eenzijdige bevolking-
opbouw van Leeuwarden en dus ook van de gemeenten in de regio - daartussen
is een vrij grote samenhang - enigszins te corrigeren is het noodzakelijk
dat de gemeenten rondom Leeuwarden, meer dan voorheen het accent
zullen leggen op de sociale woningbouw.
In het voorontwerp wordt gesteld dat in beginsel geen bebouwing mag
plaatsvinden in de kernen Marssum, Cornjum, Oelsum, Engelum en Wijns
- 6 -