7. partijen doen afstand van het recht tot het vragen van ontbinding, als be
doeld in de artikelen 1302 en 1303 van het Burgerlijk Wetboek;
8. koper verplicht zich, zolang hij eigenaar is van het verkochte, het eventu
eel na de door de gemeente Leeuwarden uit te voeren werken overblijvende ge
deelte van het niet verkochte deel van het perceel, indien zulks door de ge
meente Leeuwarden wordt gewenst, voor een bedrag van a. 34,32 en b. 34,32
per m2 van de gemeente Leeuwarden te kopen;
9. koper is verplicht bij gehele of gedeeltelijke vervreemding van het gekochte
de bedingen 8, 9 en 10 tegenover zijn onmiddellijke opvolger(s) in de eigen
dom ten behoeve van de gemeente Leeuwarden te bedingen en deze opvolger(s)
in de eigendom te verplichten bij opvolgende vervreemding dezelfde bedingen
op te nemen;
10. bij niet-naleving van één der verplichtingen, bedoeld in de bedingen 8 en 9,
verbeurt de nalatige c.q. overtreder aan de gemeente Leeuwarden voor iedeie
overtreding een boete van 10.000,--;
deze boete is verschuldigd door het enkele feit der niet-naleving, zonder
dat enige uitdrukkelijke ingebrekestelling behoeft plaats te vinden.
Aldus vastgesteld in de openbare
vergadering van
Voorzitter.
Secretaris.
Vaststellen van de bedragen, bedoeld in artikel 88, le lid van de Wet op het
voortgezet onderwijs over het jaar 1978 en artikel 88, 2e lid van genoemde Wet
over het vijfjarig tijdvak 1974 tot en met 1978 voor:
a. de gemeentelijke scholen voor mavo;
b. de Stedelijke Scholengemeenschap Atheneum-Havo;
c. het Stedelijk Gymnasium;
d. de Gemeentelijke Opleidingsschool voor Kleuterleidsters;
Bijlage nr. 343. Leeuwarden 20 augustus 1981.
Aan de Gemeenteraad.
Ingevolge artikel 88, le lid van de Wet op het Voortgezet onderwijs moet
de Gemeenteraad jaarlijks voorlopig vaststellen:
a. de bedragen, die in het voorafgaande kalenderjaar zijn uitgegeven ter zake
van de exploitatiekosten voor de gemeentelijke scholen voor mavo, de Stedelij
ke Scholengemeenschap Atheneum-Havo, het Stedelijk Gymnasium en de Gemeente
lijke Opleidingsschool voor Kleuterleidsters;
b. het bedrag, dat door het Rijk in dat jaar voor elk der genoemde soorten van
onderwijs beschikbaar is gesteld.
0e voorlopige vaststelling van deze bedragen over het jaar 1978 kan thans plaats
vinden.
Bovendien moet de Gemeenteraad, ingevolge artikel 88, 2e lid van eerdergenoemde
wet om de vijf jaren tevens voorlopig vaststellen:
1. de som der bedragen, bedoeld onder a, over de vijf voorafgaande jaren;
2. de som der bedragen, bedoeld onder b, over de vijf voorafgaande jaren;
3. indien de som, bedoeld onder 1, de som bedoeld onder 2, overschrijdt, het be
drag der overschrijding, gedeeld door het gemiddelde van de aantallen leer
lingen van de desbetreffende soort van gemeentelijke scholen over de vooraf
gaande vijf jaren.
Voor het vijfjaarlijkse tijdvak 1974 tot en met 1978 kan deze voorlopige vast
stelling nu plaatsvinden.
Voorts dient ingevolge artikel 89 van de Wet op het voortgezet onderwijs het
onder 3 genoemde overschrijdingsbedrag per leerling, vermenigvuldigd met het
gemiddelde van de aantallen leerlingen van de overeenkomstige bijzondere scholen
over het desbetreffende tijdvak van vijf jaren, bij wijze van voorschot aan deze
scholen te worden uitgekeerd.
Op grond van het bovenstaande geven wij U in overweging te besluiten overeenkom
stig de hierna genoemde ontwerpen.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
3. ten Brug, loco-Burgemeester.
W.3.G. Reumer, Secretaris.
- 2 -