Nr. 11W4.
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
Beschikkende op het beroep, ingesteld door A.S. Faber, te Leeuwarden tegen
het besluit van Burgemeester en Wethouders van 28 april 1981, nr. B 29/81 waar
bij vergunning is geweigerd voor het veranderen en vergroten van het pand Mr.
P.5. Troelstraweg 258, alhier, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie E,
nr. 1800;
Overwegende, dat Burgemeester en Wethouders bij hun evenvermeld besluit
hebben overwogen, dat voor het gebied waar zal worden gebouwd het bestemmings
plan voor het Buitengebied van de gemeente Leeuwarden van kracht is:
dat volgens genoemd bestemmingsplan de grond waarop het bouwplan zal worden
uitgevoerd de bestemming "Wegen heeft waarop in het algemeen slechts gebouwen
mogen worden opgericht die verband houden met deze bestemming;
dat het bouwplan omvat het veranderen en vergroten van een berging annex
binnenplaats tot bloemenboetiek en derhalve in strijd is met meergenoemd bestem
mingsplan;
dat bij Koninklijk Besluit van 26 mei 1978, nr. 29 goedkeuring is onthouden
aan de bij voormeld bestemmingsplan behorende overgangsbepalingen;
dat het bouwplan overigens niet strookt met deze overgangsbepalingen aangezien
realisering daarvan zal inhouden dat de afwijkingen van het bestemmingsplan zowel
naar aard als naar afmetingen worden vergroot;
dat de plaats waar zal worden gebouwd voorts ligt in een gebied waarvoor een
voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Orde
ning geldt, en dat voor dat gebied het ontwerp-bestemmingsplan '"t Vierhuis" in
voorbereiding is;
dat artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, juncto artikel 50, acht
ste lid van de Woningwet in principe de mogelijkheid biedt om, vooruitlopende op
de rechtsgeldigheid van een bestemmingsplan, een bouwvergunning te verlenen indien
het bouwplan hiermee in overeenstemming is;
dat in genoemd ontwerp-bestemmingsplan aan de grond waarop het bouwplan zal
worden gerealiseerd de bestemming "Verkeersdoeleinden" is gegeven;
dat het bouwplan dus ook in strijd is met meergenoemd ontwerp-bestemmingsplan
en toepassing van de hiervooromschreven anticipatie-procedure derhalve niet moge
lijk is;
dat appellant in beroep aanvoert, dat de bestaande situatie hem belemmert in
zijn werk als bloemist qua bedrijfsvoering en organisatie en dat de werkgelegen
heid met deze verbouwing is gebaat;
dat voorts aan de overgangsbepalingen behorende bij het bestemmingsplan
"Buitengebied" bij Koninklijk Besluit goedkeuring is onthouden, zodat deze bepa
lingen geen argument kunnen vormen om de vergunning te weigeren;
dat hem van de zijde van de afdeling Verkeer van de Dienst Stadsontwikkeling
vóór de aankoop van het desbetreffende pand is meegedeeld, dat aan de voorzijde
van dit pand circa 1 meter van het perceel nodig is voor de realisering van de
verkeersbestemming in bedoeld bestemmingsplan;
dat bovendien wordt aangevoerd, dat er al tien jaar sprake van wegenplannen
is, doch waarvan de realisering misschien nog wel een tiental jaren op zich zal
laten wachten;
dat tenslotte wordt verzocht toestemming te verlenen voor het vernieuwen en
enigszins vergroten van de bestaande bijgebouwen conform de bouwaanvraag eventueel
voor een periode van 10 jaar met achterwegelating van de bebouwing op de binnen
plaats achter de woning;