-2-
In de bezwaarschriften, welke deels gelijk van inhoud zijn, worden
de volgende bezwaren aangevoerd:
1. Verdere aantasting van het leefklimaat in de wijk hetgeen zich uit
in vernielingen aan auto's en tuinen op de avond dat de Stichting
een disco-gebeuren.organiseert;
2. overlast van geparkeerde auto's, fietsen en bromfietsen;
3. overlast van lawaai van vertrekkende bezoekers van het centrum;
4. toename van het ongewenste gebruik van de aangrenzende doch niet
bij het Roekenest behorende steeg;
5. de mogelijkheid dat een verdere inbreuk op het woon- en leefklimaat
wordt gemaakt, aangezien de gelegenheid tot zalenverhuur ontstaat;
6. een in toenemende mate onveilige situatie als gevolg van de vermeer
dering van de activiteiten (brandgevaar, verkeerssituatie).
Voorts moet rekening worden gehouden met een steeds zwaarder wor
dende financiële en psychische schade als gevolg van de waardedaling
van de woningen in de buurt, alsmede van de daarin gedane inves
teringen en dergelijke.
Door de samenvoeging van Roekstraat 43 en 45 en de uitbreiding van
deze gebouwen met een verdieping en een aanbouw die doorloopt tot
de perceelsgrens ontstaat een aantasting van de groene, open ruimte
achter de woningen.
Als gevolg van de nieuwe, grote disco-ruimte die in de te verbouwen
panden is gepland, mag gerekend worden op overlast van geluids
hinder.
Als gevolg van de omstandigheid dat een nooduitgang is geprojecteerd
naar het privé-terrein van één der achterliggende bewoners, ontstaat
een aantasting van de privacy van de betrokkene; de huidige nood
uitgang is reeds onrechtmatig verkregen.
Door het nemen van het voorbereidingsbesluit vindt in de gegeven
situatie een onevenwichtige afweging plaats van de belangen van de
bewoners van de wijk tegen die van de Stichting.
Op grond van de hiervoor genoemde bezwaren verzoeken reclamanten de
raad:
- het bestemmingsplan "Vogelwijk" voor wat betreft de percelen Roekotraa
45» niet te herzien;
geen vrijstelling te verlenen van de voorschriften van het bestaande
bestemmingsplan "Vogelwijk";
- geen verklaring van geen bezwaar aanvragen bij Gedeputeerde State
van Friesland.
III. Hoorzitting.
De reclamanten en de gemeente zijn door de commissie in de gelegen
heid gesteld om hun respectieve standpunten nader mondeling toe te
lichten in een vergadering van de commissie op donderdag 17 september
1981.
Daarbij werd van de zijde van de reclamanten naar voren
gebracht dat tegen het gebruik van het Roekenest als centrum voor bejaar
den geen bezwaren bestonden, maar dat deze activiteiten slechts overdag
plaatsvinden. In de avonduren wordt de ruimte gebruikt
voor besloten jongerenwerk. Met name hierdoor ontstaat de overlast.
De gemeente is zich ook wel bewust dat een jongerencentrum niet thuis
hoort in een woonwijk, getuige de uitlatingen die gedaan zijn naar
aanleiding van de situatie bij Hippo op dit ogahlik.
Hierop is ook gewezen door de Regionale Inspecteur van de Volksgezor l-
heid voor de hygiëne van het milieu in een brief aan Burgemeester ei'
Wethouders, gedateerd 3 maart 1981. Deze functionaris is van mening
dat een afdoende oplossing alleen gevonden kan worden door het jeugd
werk te verplaatsen naar een lokatie welke geen relatie heeft met een
woonfunktie. Nu wordt al regelmatig overlast ondervonden. De bezwaren
behoren niet eerst in het kader van de behandeling van de aanvraag ora
een bouwvergunning te worden beoordeeld.
-3-
Het voorbereidingsbesluit dient te worden gezien als een "kern-beslis
sing". Immers nu' valt reeds de beslissing. Andere belangen dan speci
fiek bouwkundige belangen kunnen niet via voorwaarden in het kader van
een bouwvergunning worden gereguleerd. Alles bijeengenomen kan niet
gesproken worden van een redelijke afweging van de belangen.
Namens de gemeente werd betoogd dat dit voorbereidingsbesluit welis
waar een beschikking in de zin van de wet Arob is doch dat hierdoor
nog niemand direct of indirect in zijn belang kan worden getroffen.
Een voorbereidingsbesluit biedt slechts het kader voor de overweging
van de belangen die zijn betrokken bij de aantasting van het desbe
treffende bestemmingsplan. Overigens hebben de genoemde bezwaren betrek
king op de thans geldende situatie. Deze is opgenomen in het bestem
mingsplan zoals dat op dit moment geldt. Tegen de vaststelling daarvan
zijn destijds geen bezwaren ingediend. Aangezien door het onderhavige
besluit niemand in enig belang kan zijn getroffen dienen reclamanten
in hun bezwaren niet ontvankelijk te worden verklaard.
IV. Overwegingen van de commissie.
Met betrekking tot de ontvankelijkheid is de meerderheid van de com
missie van oordeël dat reclamanten in hun bezwaren ontvankelijk
dienen te worden verklaard.
Een voorbereidingsbesluit is immers ontegenzeggelijk gericht op enig
rechtsgevolg. In het onderhavige geval is het bovendien uitsluitend
genomen ten behoeve van een specifieke wijziging van de bestemming van
één perceel gelegen in het bestemmingsplan "Vogelwijk". Onder deze
omstandigheden kan niet worden gezegd dat het hier gaat om een besluit
van een algemene strekking. Het bestreden besluit is het eerste van een
opeenvolging van beschikkingen die tot. verlening van een bouwvergunning
kunnen leiden. Burgemeester en Wethouders laten in de raadsbrief bij
het bestreden besluit duidelijk uitkomen dat tegen de voorgenomen
wijziging geen stedebouwkundige bezwaren bestaan. In redelijkheid mag
dan ook worden aangenomen dat zij gebruik makende van de mogelijkheden
die dit besluit opent, tot verlening van de bouwvergunning en de daar
voor benodigde vrijstelling over zullen gaan.
Onder deze omstandigheden kunnen reclamanten naar de mening van de
meerderheid van de commissie geacht worden reeds door het bestreden
besluit in hun belangen te zijn getroffen, en moet het voor de toepas
sing van de wet Arob op één lijn worden gesteld met een individuele
beschikking.
Een minderheid is van mening dat de reclamanten in hun bezwaren niet-
ontvankelijk moeten worden, verklaard, aangezien door het nemen van het
voorbereidingsbesluit eerst een mogelijkheid ontstaat om de belangen
van de omwonenden en die van het Roekenest tegen elkaar af te wegen
in de daarop volgende procedure.
Ten aanzien van de materiële kant heeft de commissie mede in haar
beschouwingen .betrokken hetgeen daaromtrent in de vergadering van
de gemeenteraad van 26 januari 1981, naar voren is gebracht.
Daaruit valt af te leiden dat de raad diende te beslissen over een
maatregel waaruit stedebouwkundige gevolgen zouden kunnen voortvloeien.
Uit het verhandelde in de vergadering van 26 januari 1981 is niet
duidelijk af te leiden of de raad zich bij het nemen van het besluit
heeft laten leiden door de overweging dat eerst later een inhoudelijke
afweging van de belangen diende plaats te vinden, dan wel of hij
deze afweging reeds bij het voorbereidingsbesluit deed.
De commissie is in meerderheid van oordeel dat de raad bij het nemen
van het voorbereidingsbesluit de belangen van alle betrokkenen tegen
elkaar had moeten afwegen. N"sr de mening van de Commissie is dit in
elk geval onvoldoende gebeurd.
De in de raadsbrief verstrekte informatie is immers uiterst summier te
noemen. Er wordt slechts geconstateerd dat tegen de nieuw vastgestelde
bestemming uit stedebouwkundige overwegingen geen bezwaren bestaan.