- 8 - Indien de opvatting van de indieners juist zou zijn, dan ligt het eerder voor de hand een onafhankelijke deskundige in te schakelen. Aan dit cri- terium voldoet ook de stedebouwkundige in dienst van de buurt niet, omdat hij ten opzichte van de buurt als zijn opdrachtgever in een afhankelijke positie verkeert. Waar het in feite om gaat is niet zozeer de vraag bij wie de stedebouw kundige in dienst is, maar wat de uitgangspunten zijn waarbinnen gewerkt moet worden en hoeveel tijd geld) aan de inspraak/voorbereiding be steed mag worden. Het spreekt voor zich dat daarbij de persoonlijke instelling van de on dersteuner alsmede de sociale c.q. agogische vaardigheden een rol spe len. De veronderstelling dat de gemeentelijke stedebouwkundigen uitslui tend op werktechnische vaardigheden worden geselecteerd is onjuist. Bezien wij de criteria die de nota aanlegt voor de aan te trekken ste debouwkundigen, is maar één conclusie mogelijk, namelijk dat ze uit de zelfde kring worden geselecteerd waaruit de gemeente put. In het voorgaande is reeds meermalen gesteld, dat de plannen voor de straatverbetering begrensd worden in technische, functionele, finan ciële en onderhoudstechnische zin en dat het ontwerp van een doorsnee straat beperkt is. De indruk die de nota geeft, veronderstelt een el ruimere opzet, dan op basis van de practische gegevens mag worden ver wacht. Een ander bezwaar in dit verband is, dat uitsluitend de nadruk wordt gelegd op het vormgeven aan wensen van straatbewoners, zonder aan te geven dat ook een samenhang met andere straten c.q. buurten moet wor- den nagestreefd: zekere eenheid van materiaal uit oogpunt van koste het voorkomen van chaotische verschillen ter wille van de vormrust, hetI nastreven van algemene waarden omdat de bewoners wisselen, doch de traatl op verzoek van de nieuwe bewoners niet kan worden veranderd. Naar ous oordeel zullen deze algemene aspecten beter worden bewaard, indien e plannen worden ontworpen door de gemeentelijke stedebouwkundigen we k- zaam bij de eigen dienst waar het totale beheer en onderhoud van de op openbare ruimtes zijn geconcentreerd. Een ander argument dat wordt gehanteerd is, dat uitvoering van stadsvernieuwingsplannen gepaard kan gaan met onteigening van particu liere eigendommen en dat het uit dien hoofde beter is dat de ontwerpers daar buiten staan uit een oogpunt van een goede verstandhouding. Wij achten dit niet reëel, zulks afgezien van de vraag of onteigening veel- I vuldig voorkomt en dat de ontwerper daardoor "besmet" zou zijn, omoit erI in een eerder stadium reeds is uitgemaakt of en in hoeverre er aanc :kodil (eventueel onteigend) moet worden. Bovendien hebben de ervaringen in de I Transvaalwijk aangetoond dat dit laatste best kan samengaan met een zeerI goede verstandhouding en begrip voor de keuze. Een eigen stedebouwkundig bureau wordt geprefereerd, omdat het moeilijk zal kunnen zijn voor een gemeentelijke stedebouwkundige indien hij straatplannen moet ontwerpen op basis van een door de raad gekozen fiodeij dat niet het model van de projectgroep doch van de contactgroep is Dergelijke situaties kunnen voorkomen indien de Raad twee modellen voor-| gelegd krijgt en bij de keuze de voorkeur uitspreekt voor het beworers model. Wij willen een dergelijke motivering bij voorbaat van de hard wijzen, omdat het een deloyale houding van de ambtelijke medewerkers veronderstelt en hiervan is en kan geen sprake zijn. Het gemeentebestuur neemt in tal van zaken een beslissing, die afwijkt van de ambtelijke au viezen en standpunten en daarbij is nimmer gebleken van een afwijzende houding om een dergelijk besluit conform de strekking uit te voerer. Overigens kan dit argument evengoed omgedraaid worden, namelijk indien de keus uit de geboden alternatieven niet valt op het bewonersmode Weliswaar staat de eigen stedebouwkundige van de buurt vrij van de voor gaande Dlanfase, doch hij zal het verbeteringsplan op basis van he ge kozen model moeten opstellen in overleg en overeenstemming met de ensenl van de buurt. - 9 - Met dit aspect zijn wij tevens aangeland bij het gegeven dat er dubbele plannen worden ontwikkeld, hetgeen voorkomen zou worden indien de buurt, bijgestaan door de eigen stedebouwkundige voortaan de plan nen gaat maken en de gemeente zich beperkt tot toetsing. Het maken van dubbele plannen is inderdaad bezwaarlijk en verspilling van tijd. Het is evenwel een illussie te denken, dat zulks voorkomen wordt indien het voorstel aanvaardt wordt. Ook de toetser zal geneigd zijn bij blijvend verschil van mening door middel van alternatieven aan te tonen wat hij precies bedoelt Hierbij mag niet uit het oog worden verloren dat de hoofdlijnen en randvoorwaarden vaststaan en dat in de huidige praktijk verschillen van mening vooral betrekking hebben op detailpunten, die in de meeste geval len kunnen worden opgelost, zodat over één plan overeenstemming kan wor den bereikt. Tot slot willen wij in dit verband nog ingaan op de wens de functie van ontwerper en toetser te scheiden, zulks ter voorkoming van de ver menging van functies. In het voorgaande hebben wij reeds aangetoond, dat niet uitsluitend aan het eind getoetst moet worden, doch dat tijdens het. gehele ontwikkelingsproces een regelmatige terugkoppeling en coördinatie met de betrokken disciplines moet plaatsvinden. Financiën Wij willen thans voorbijgaan aan de wijze waarop het stedebouwkundig bureau, indien het voorstel aanvaardt zou worden, organisatorisch opgezet en ingepast kan worden. Volstaan kan worden met de opmerking dat de keus om aansluiting te zoeken bij de bestaande S.V.K. ons logisch voorkomt en een consequente doortrek king is van de bestaande gedachtengang op dit gebied. Daarentegen verdienen de financiële gevolgen wel enige aandacht, waarbij wij niet zozeer willen ingaan of de geraamde behoefte op basis van de stadsvernieu wingsactiviteiten in de verschillende wijken juist is. Primair dient beoordeeld te worden hoe dergelijke kosten gedekt kunnen worden. In de nota zelf wordt de verwachting uitgesproken, dat een eigen stedebouwkundig bureau kostenverlagend zal werken, hoewel dit moeilijk te kwantificeren is. Een veronderstelling die moeilijk toetsbaar is en evenzeer in het tegenovergestelde kan verkeren. Naar ons oordeel zullen de totale kosten wel toenemen, waarbij wij om de zojuist genoemde reden niet ingaan op de vraag of dit in dezelfde mate is als de totale begrote kosten. In de nota worden drie mogelijkheden genoemd, waaruit de kosten van het bureau gedekt kunnen worden. In de eerste plaats wordt genoemd de mogelijkheid om de kosten door te berekenen aan de verschillende wijkbureaus en deze via de Factor Sociale Zorg te verhalen op het Rijk. Terecht wordt hierbij reeds een groot vraagteken geplaatst vanwege de doorvoerde decentralisatie op dit gebied. Met ingang van 1 januari 1981 is deze factor voor het grootste deel geïntegreerd in de algemene uitkering van het gemeentefonds hetgeen voor een gemeente als Leeuwarden nadelig heeft uitge werkt. Rekening houdend met de overgangsmaatregel loopt het nadeel op tot een bedrag van ruim 1 miljoen in het jaar 1984- en volgende jaren. In plaats dat er ruimte is voor uitbreiding moet veeleer gedacht worden aan een beperking. In de tweede plaats worden de subsidieregelingen van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in het kader van de voorbereidings- kosten genoemd. In casu betreft dat de circulaire M.G. 77-4-5 en de I.S.R. De eerste regeling gaat uit van een subsidie van 70 van de goedgekeurde kos ten tot een maximum van 350,per woning en 7.000,per hectare plange bied. De tweede van een volledige vergoeding tot een maximum van 500,--, res pectievelijk 10.000,De nota zelf somt reeds een aantal bezwaren op, die aan deze financiering kleven, namelijk in welke mate de gemeente al gebruik maakt van deze regelingen en het feit dat artikel 16 I.S.R. slechts betrekking heeft op de I.S.R.-gebieden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1981 | | pagina 528