- 2 -
dat blijkens artikel 34 van de Bouwverordening het uiterlijk en de plaat
sing van een bouwwerk zodanig moeten zijn, dat het bouwwerk zowel op zichzelf
als in verband met de bestaande omgeving of de te verwachten ontwikkeling daar
van voldoet aan redelijke eisen van welstand;
dat hij van oordeel is, dat de beoogde bouwwerken qua verschijningsvorm
- gezien de materiaalkeuze en vormgeving hiervan - niet voldoen aan redelijke
eisen van welstand zoals voorgeschreven in artikel 34 van de Bouwverordening;
dat artikel 14 van de Woningwet de mogelijkheid biedt vrijstelling te ve:
lenen van de bepalingen van de Bouwverordening ten behoeve van bouwwerken, wei
voorzien in een tijdelijke behoefte, niet zijnde bewoning;
dat voormeld wetsartikel betrekking heeft op de tijdelijkheid van een be
hoefte en niet op het tijdelijk karakter van een bouwwerk;
dat door appellant noch in zijn beroepschrift noch tijdens de zitting van
de Commissie van advies inzake beroepschriften ingevolge de Bouwverordening is
weersproken, dat zijn bedrijf thans ter plaatse permanent behoefte heeft aan
ruimte voor opslagdoeleinden;
dat hem is gebleken, dat in verband met de liquiditeitspositie van het be
drijf een noodzakelijk geacht permanent gebouw thans achterwege wordt gela en;
dat de aanvraag om vergunning naar zijn mening dan ook het oog heeft op
het realiseren van een tijdelijke voorziening voor een op zichzelf permanente
behoefte aan ruimte voor opslagdoeleinden;
dat hij van oordeel is, dat appellant niet heeft kunnen aantonen, dat de
verlangde bouwwerken voorzien in een tijdelijke behoefte, zodat artikel IA van
de Woningwet geen toepassing kan vinden;
dat uit het vorenstaande voortvloeit, dat het bestreden besluit moet worde:
gehandhaafd;
gezien het advies van de Commissie van advies inzake beroepschriften inge
volge de Bouwverordening van 10 september 1981 (bijlage nr. 370);
gelet op de Woningwet;
BESLUIT
het beroep ongegrond te verklaren.
Aldus vastgesteld in de openbare
vergadering van
Voorzitter.
Secretaris.
Tweede bijstelling begroting 1981.
Bijlage nr. 371
Leeuwarden, 10 september 1981.
Aan de Gemeenteraad.
I. Inleiding.
Bij brief d.d. 16 juli 1981, nr. 19030 hebben Gedeputeerde Staten van Fries-
Land de gemeentebesturen van Friesland verzocht hun begrotingspositie opnieuw
te berekenen aan de hand van de volgende (door G.S. vastgestelde) nominale
gegevens:
- een prijsstijging van 7% in 1981 t.o.v. 1980;
- een rentevoet van 12% over de nieuwe investeringen en over het financierings
tekort per 1 januari 1981.
Gedeputeerde Staten delen in dit verband mede, dat zij in afwachting van een
begrotingswijziging waartoe het bovenstaande aanleiding zal geven, de behande
ling van begrotingswijzigingen die beslag leggen op de algemene middelen zullen
opschorten.
De gemeentelijke begroting voor 1981 is op andere -lagere- uitgangspunten
gebaseerd dan G.S. in hun bovenvermelde brief als richtlijn aan de gemeente
besturen voorschrijven. Voor prijsstijgingen is een percentage van 3,75 als
uitgangspunt gehanteerd, als rentevoet een percentage van 9. Bij de eerste
bijstelling van de begroting 1981 (bijlage nr. 273) hebt U de rentevoet reeds
verhoogd van 9 naar ll%. Daarentegen is het prijsstijgingspercentage tot dus
verre gehandhaafd op 5,75.
Uit de richtlijnen van G.S. voortvloeiende budgettaire consequenties.
Prijsstijqinqspercentaqe.
)e door G.S. gegeven richtlijnen m.b.t. de hoogte van het prijsstijgingspercen-
age is dermate globaal, dat naar onze mening vooralsnog vastgehouden kan worden
an de bij de samenstelling van de begroting 1981 gehanteerde veronderstelling
at prijsstijgingen - voorzover relevant voor de gemeentelijke begrotingspositie -
via diverse rijksuitkeringen gecompenseerd zullen worden. Een en ander betekent
at de voorgeschreven verhoging van het percentage voor prijsstijgingen budget
air neutraal kan verlopen.
omenteel bestaat onzerzijds nog onvoldoende informatie m.b.t. de vraag of in
e nabije toekomst hierin mogelijk verandering zal komen.
'ocht in de nog resterende maanden van 1981 wel een situatie ontstaan waarin
iet meer sprake is van volledige compensatie van opgetreden of te verwachten
'ijsstijgingen, dan ligt het in ons voornemen U voor te stellen deze eventuele
agenvaller te dekken uit het voor 1981 mogelijk te verwachten rekeningsoverschot
.q. middels een onttrekking aan de saldi-reserve ter dekking van een eventueel
ekeningstekort.
- Optrekking rentevoet.
-gaande van het nog onverdeelde volume van onrendabele investeringen voor 1981
daaraan voorafgaande jaren en rekening houdend met recentelijk aangetrokken
Ldleningen betekent een optrekking van de rentevoet van 11% naar 12% een bud-
Ltaire tegenvaller van rond 522.000,
bruto-bedrag dient verminderd te worden met ruim 77.000,wegens toe-
cening aan rendabele investeringen van de in 1981 aangetrokken geldleningen.
Jerdoor resteert een bedrag van 445.000,