"Dit heeft geleid tot een sterk vertekend beeld, waardoor onjuiste informatie over de gevolgen van de beschreven aanval met kernwapens wordt gegeven", aldus de analyse van de minister van Binnenlandse Zaken. Tevens wordt het rapport van de studentenwerkgroep aangevochten op het punt van de gekozen scenario's. De regering gebruikt andere scenario's, gebaseerd op de door haar gehanteerde militaire veronderstellingen. Ook andere onderdelen van het rapport van de studentenwerkgroep zijn nader geanalyseerd, doch het zou te ver voeren daarop in te gaan. In zijn analyse erkent de minister, dat de civiele verdediging niet opgewassen zal zijn tegen een onbeperkt gebruik van kernwapens, waarvan dan ook niet wordt uitgegaan; dat ontheft niet van de plicht met minder ernstige conflict situaties rekening te houden. In de "Nota Civiele Verdediging 1972" staat hier omtrent het volgende: "De stelling, dat. op de ernstigste gevolgen geen antwoord bestaat, maar dat een overheid, die tegen de minder ernstige gevolgen geen afweer voorbereid, te kort schiet in haar verantwoordelijkheid, blijft onverminderd van kracht. Een afdoende bescherming tegen de gevolgen van een onbeperkt gebruik van krachtige wapens is niet-mogelijk, ook al zou daartoe de wil bestaan en het Nederlandse volk bereid zijn zich daarvoor enorme financiële offers te getroosten. Bescherming heeft derhalve een beperkt karakter. Bij het treffen van maatregelen ligt het accent op spreiding, flexibiliteit en een even wichtige bescherming tegen de minder ernstige effecten van oorlogshandelingen naast het van overheidswege stellen van regels op het gebied van distributie en rantsoenering, alsmede ter bevordering van de produktie van essentiële artikelen. Maatregelen als hierboven bedoeld zal men in vredestijd moeten voorbereiden". Ook de Nota Civiele Verdediging 1974 spreekt zich wederom in bovenstaande zin uit. Bovenstaande aangelegenheden behoren tot de verantwoordelijkheid van de regering. De Staten-Generaal heeft blijk gegeven met een en ander in te stemmen, heeft althans het beleid van de regering met betrekking tot de civiele verdediging niet verworpen. Civiele Verdediging en de gemeente. Een aantal wetten vordert de medewerking van de gemeente c.q. van een orgaan van de gemeente, meestal de burgemeester. In dit verband worden onder meer de volgende wetten genoemd: Wét Bescherming Bevolking. Deze wet verplicht de burgemeester mede te werken aan de vorming van een kring Bescherming Bevolking. Deze kring is het bevoegd gezag over de dienst Bescherming Bevolking en voert de in deze wet voorgeschreven.taken uit. Uit deze wet vloeit een gezagsverhouding tussen de minister van Binnenlandse Zaken en de Kringraad voort. Distributiewet 1939. Uit deze wet vloeit de verplichting voort een distributiekring te vormen en een distributiedienst, waarvan de burgemeester het hoofd is, te hebben. Tevens moet een distributieplan worden gemaakt. Wet verplaatsing bevolking. Op grond van deze wet, zijn o.m. de minister en Commissarissen der Koningin bevoegd verplaatsing (evacuatie) van bevolking te gelasten. De burgemeester is in zijn gemeente belast met de uitvoering van een gelaste verplaatsing van bevolking. De wet legt de verplichting maatschappelijke zorg te verstrekken aan verplaatste personen op de burgemeester, evenzo de plicht tot registratie. Wet bestrijding infectieziekten en opsporing_ziekte-oorzaken. Op de burgemeester ligt de zorg maatregelen te treffen om verspreiding van besmettelijke ziekten, ter voorkoming van epidemieën, tegen te gaan. In weer andere wetten worden de burgemeester onder "buitengewone omstandig heden" bijzondere bevoegdheden toegekend. In dit kader worden onder meer de volgende wetten vermeld: a. Gemeentewet, art. 219 en 220; b. Oorlogswet voor Nederland; c. Wet Buitengewone Bevoegdheden Burgerlijk Gezag; d. Politiewet, art..48a; e. Wet Verzekering Beschikbaar Blijven van Goederen. Onder verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken is door de Staf voor de Civiele Verdediging uitgegeven de "Handleiding Civiele Verde diging in de Gemeente". In deze Handleiding worden de voorgeschreven activiteiten,waaronder de hierboven bedoelde, van de gemeente onder buitengewone omstandigheden aangegeven. In de Handleiding wordt daarnaast o.m. ook aandacht geschonken aan maat regelen, die gericht zijn op: - de voortzetting van het bestuur; - de instandhouding van het maatschappelijk en economisch leven. Summier worden enkele maatregelen aangestipt, die betrekking hebben op de voortzetting van het bestuur. Om het blijven functioneren van de gemeentelijke diensten te waarborgen is het gewenst na te gaan: a. welke gemeente-ambtenaren en arbeidscontractanten militaire- of andere wettelijke verplichtingen hebben; b. in hoeverre en op welke wijze moet en zal kunnen worden voorzien in de hiervoor opengevallen plaatsen. De taak van de politie zal "onder buitengewone omstandigheden" geen wijziging ondergaan, doch een aanzienlijk grotere inspanning vragen dan onder normale omstandigheden. Bovendien zal het accent wellicht anders komen te liggen. Denk bijvoorbeeld aan het houden van toezicht bij het uitvoeren van distributiemaatregelen e.d. In dit kader valt ook het waarborgen van een onderkomen ten dienste van het besturen van de gemeente, dat alsdan voornamelijk gericht zal zijn op de instandhouding van het maatschappelijk en economisch leven. Daarop zijn onder meer ook gericht de volgende maatregelen van de minister van Economische Zaken: a. het op een zo hoog mogelijk peil handhaven van de produktie van belangrijke goederen; b. het continueren van de afzet van goederen; c. het blijven voorzien van de daarvoor in aanmerking komende bedrijven van energie en van grond- en hulpstoffen; d. het waarborgen van een rechtvaardige verdeling van schaarse goederen, niet zijnde levensmiddelen. - 2 - - 3 -

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1982 | | pagina 447