Voor het jaar 1990 wordt daarbij een inwonertal geraamd van 92.000 personen. Tijdens de voorbereiding van de nieuwe woonwijk Wiardaburen heeft de gemeente zich in het licht van de zich toen voordoende bevolkingsontwikkeling achter de provinciale richtgetallen gesteld en de continuïteit van de woning bouw daarop afgestemd, o.a. door het werken aan een snelle voorbereidingspro cedure van Wiardaburen. Aan de bevolkingstaakstelling liggen, buiten de groei- stadwens, meer overwegingen ten grondslag, waaromtrent in Uw raad met name in het kader van de behandeling van de nota Alternatieven, standpunten zijn ingeno men. Daarbij is duidelijk tot uitdrukking gebracht dat de verzorgingsfunctie die Leeuwarden binnen de provincie op meerdere terreinen inneemt, behouden en ver sterkt zal moeten worden. Het middel daartoe is in het bijzonder gelegen in het uitbouwen van een voldoende bevolkingsdraagvlak, temeer daar langs deze weg het financiële aspect veilig gesteld moet worden. Een groot bevolkingsdraagvlak is no dig om met name die voorzieningen die een bovenstedelijke functie vervullen, o.a. op het terrein van onderwijs en cultuur, te handhaven en te versterken. Een te gering draagvlak heeft niet alleen consequenties voor de Leeuwarder bevolking, maar brengt het totale voorzieningenniveau in de provincie in gevaar. Een tweede belangrijke faktor vormt de spreiding van de werkgelegenheid en de doelstellingen daaromtrent. De feitelijke situatie is dat Leeuwarden voor een belangrijk deel van de provincie fungeert als centrum van werkgelegenheid. Ook vanuit dat kader is Leeuwarden aangewezen als plaats waar in eerste instantie de (stuwende) dienstverlening geconcentreerd zou moeten worden. Door Uw raad is dit nog eens onderstreept. Stimulering van de werkgelegenheid vereist evenwel ook de versterking van de woonfunktie in Leeuwarden. Vanuit bovenstaande overwegingen hebt U besloten een meer dan evenredige bevolkingsgroei voor Leeuwarden bij de provincie te bepleiten. Dit heeft geresul teerd in het toekennen van de reeds genoemde 4-.000 extra migranten aan Leeuwarden, hetgeen is neergelegd in de "Grondslagen en Basisbeslissingen" voor het Streek plan. Met de daaropvolgende vaststelling van dat Streekplan heeft de provincie duidelijk de doelstellingen van de gemeente ten aanzien van het spreiden van wonen en werken onderschreven. Met het vaststellen van de uitgangspunten heeft de provin cie zich een instrument verschaft waarmee ze een effectief spreidingsbeleid kan voeren. De eerste aanzetten daartoe zijn pas in 1981 gedaan. Dit beleid dient ons inziens een faire kans te worden geboden en voorshands niet doorkruist te worden door het terugschroeven van de bevolkingstaakstelling op grond van een aantal nega tieve ontwikkelingen dienaangaande in het recente verleden. Daarentegen menen wij voorzichtig te mogen concluderen dat de eerste resultaten van het beleid zichtbaar worden. Zo is de woningbouwproduktie in de omliggende gemeenten in 1981 duidelijk afgenomen. Uiteraard speelt hierbij de economische recessie en de gevolgen daarvan voor de koopsector op de woningmarkt ook een rol, maar het sturingsmechanisme van de provincie, gelegen in het goedkeuringsbeleid met betrekking tot de bestemmings plannen gerelateerd aan de vastgestelde bevolkingsrichtgetallen, begint ook door te werken. Het is in dit verband opmerkelijk te noemen dat het vestigingseijfer voor de gehele provincie in 1981 gedaald is met ca. 10%, terwijl het voor Leeuwarden positief is; een vestigingsoverschot van 150 personen tegenover in 1980 een vertrekoverschot van 285 personen. Hoewel het RIG0 erkent dat het weergeven van een beeld van de bevolkings groei moeilijk is, wordt aan de gemeentelijke taakstelling getwijfeld. Als redenen worden aangevoerd het verloop in de migratiecijfers en het uitgangspunt dat de huishoudenvorming gestimuleerd dient te worden. Met betrekking tot het eerste is hiervoor duidelijk een afnemend negatief saldo weergegeven, terwijl het tweede een politieke keuze betreft. Naar aanleiding van de stellingname van RIG0 heeft het buro een viertal mogelijke scenario's met betrekking tot het toekomstige ver loop van de migratie tot 1 januari 1987 ontwikkeld, welke in de bijlage zijn op genomen. Wij menen echter vooralsnog de gemeentelijke taakstelling te moeten handha ven. De redenen daarvoor zijn kort samengevat: a. De ontwikkeling van de werkgelegenheid, zoals hiervoor is aangegeven. b. De onderwijsvoorzieningen en de uitbouw daarvan. In dit kader is het onder toezicht van de Stuurgroep HAT verrichte onderzoek inzake huisvesting(-smoge- lijkheden) van zowel studenten als werkende jongeren van belang. Uit beide onderzoeken blijkt een toenemende behoefte aan zelfstandige betaal bare woonruimte. c. Een aantal algemene faktoren als de te verwachten inkomensontwikkeling, milieu- faktoren en sociaal-psychologische faktoren omtrent de waardering van het in de stad wonen. d. Naast de afnemende negatieve migratiesaldi is van belang de faktor vestigings overschot van buitenlanders. Overigens bedraagt het aantal buitenlanders, per 31 december 1981, 1539 personen. Verwacht wordt dat dit aantal zal stijgen, terwijl daarnaast een faktor als gezinshereniging enigszins van invloed zal kun nen zijn. e. De effektuering van het tegen de suburbanisatie gerichte beleid van de provin ciale overheid en een ter ondersteuning daarvan te voeren gemeentelijk woning bouwbeleid (m.n. de kwalitatieve aspekten), waarvan de eerste effekten reeds merkbaar zijn. f. De "retourmigratie", waarbij m.n. aan opgroeiende kinderen uit de regio moet worden gedacht. g. Een laatste, doch niet onbelangrijk, argument betreft de in de migratiestromen duidelijke aangetoonde regionale samenhang. Een eenzijdige verandering van een in de regio Noord van Friesland opgebouwd beleid inzake de bevolkingsomvang en de daaraan gekoppelde bouwproduktie heeft zijn terugslag op de gehele regio. Hoewel hiervoor in 1980 nog een lichte toename in de migratie naar de randgemeen ten is gekonstateerd, dient hierbij in het oog te worden gehouden dat de eerste grote bouwstromen in Camminghaburen eerst eind 1980 werden opgeleverd. Hier tegen over staat de ontwikkeling in de woningbouw in 1978 en 1979 (in 1978 is bijvoorbeeld geen huurwoning opgeleverd, terwijl voor een deel hieruit ook te verklaren is het relatief grote aantal huishoudens dat destijds, bij gebrek aan een huurwoning, een woning op de koopmarkt verkreeg). Naast bovenstaande redenen is nog een aan tal faktoren te noemen die de druk op de woning(-bouw)markt vergroten. Het gaat hierbij om: 1) kenmerken van de bevolkingssamenstelling als samenlevingsverbanden (toenemend aantal echtscheidingen, samenlevingspatronen bij jongeren en toenemend aantal geboorten) 2) de verwachting dat, mede gelet op de kostenontwikkelingen in de renovatiesfeer, in toenemende mate vervangende nieuwbouw gepleegd zal worden, hetgeen netto veelal een woningverlies betekent ten opzichte van de bestaande te vervangen woningen. De konklusie uit het vorenstaande is dat wij menen voldoende aanleiding te vinden ons vooralsnog te blijven richten op een inwonertal van 95.500 voor Leeuwarden in 1995. Gelet op het niet gerealiseerd zijn van de taakstelling in de afgelopen paar jaar impliceert dit een jaarlijkse bevolkingsgroei van tenminste 1%. In het Streekplan, stelt de provincie dat om de vijf jaar de bevolkingsontwikkeling onder de loupe zal worden genomen en zonodig bijstelling zal plaatsvinden. Wij stellen U voor daarbij aan te sluiten en de bevolkingsontwikkeling van Leeuwarden dan te evalueren in het licht van de resultaten van provinciale zijde. Tot dat moment dient, zoals gezegd de 1% taakstelling gehandhaafd te worden. De waarde van de door het onderzoekburo RIG0 ontwikkelde scenario's ligt met na me in de mogelijkheid om flexibeler in te kunnen spelen op de feitelijke verande ringen. Daarnaast achten wij de faktor samenstelling van de bevolking op dit mo ment van meer belang voor de bouwprogrammering dan de omvang van de bevolking. Wij zullen hierop nader ingaan. - 6 -

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1982 | | pagina 82