De wooneenheden op basis van de verruimde subsidieregeling zijn voor 1982 even eens gekontingenteerd, terwijl deze tevens kwa kosten genormeerd zijn. De mini steriële maatregel heeft tot gevolg dat een deel van de overloop voor 1981 (wel goedgekeurde maar niet ten laste van het kontingent 1981 vallende plannen) de genormeerde kosten beïnvloed: een bouwplan in de woningwetsfeer uit 1981 met ho gere stichtingskosten dan 106.000,moet door een ander plan gekompenseerd wor den. Door deze ontwikkeling dreigt zowel de nieuwbouw als de voortgang van de stadsvernieuwing voor diverse plannen bemoeilijkt te worden. Daarbij komt dat nog onduidelijk is welke effekten de toekomstige bouw op de nu leegstaande nieuwbouw zal hebben. In de konklusies zullen wij op dit aspekt nader ingaan. Alvorens in te gaan op de totale bouwprogrammering dient o.i. één kategorie apart behandeld te worden, n.l. die van de bejaardenhuisvesting. De demografische vooruitberekening van het RIGO leert dat de komende 15 jaar sprake zal zijn van een geringe toename van het aantal bejaarden (van 12.111 in 1980 tot 12.405 in 1996). De migratie-effekten zijn hier buiten beschouwing gelaten. Met betrekking tot de landelijke 7%-norm voor verzorgingstehuizen kan worden gesteld, dat deze norm voor Leeuwarden achterhaald is. Terwijl op dit moment beschikt wordt over 1003 verzor gingsplaatsen (tegenover een volgens de norm benodigd aantal van 848), is er momen teel nog steeds sprake van een tekort aan verzorgingsplaatsen. Voor een deel moet de verklaring hiervoor gezocht worden in de aantrekkingskracht van een stad op oudere mensen, o.a. vanwege de voorzieningen. Met betrekking tot de zogenaamde aangepaste bejaarden woningen konstateert het RIGO zowel op basis van de 25%-norm als op de wachtlijst van de Indicatiekommissie Friesland een tekort. Deze norm is een landelijke in 1975 door de Minister van Cul tuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk ingevoerde norm: 25% ten opzichte van het totaal aantal bejaardenwoningen. Op laatstgenoemde wachtlijst staan 233 personen geïndiceerd, terwijl de 25%-norm per 1985 2330 woningen inhoudt, waarvan tot nu toe 1540 zijn gerealiseerd dan wel voldoen aan de benaming aangepaste bejaardenwoning. Bij deze cijfers is uitgegaan van een gemiddelde woningbezetting van 1,3. Inmiddels zijn in Camminghaburen 49 woningen gerealiseerd ten behoeve van bejaarden, ter wijl er voor de komende jaren 450 gepland zijn. In het kader van een op te stellen bouwprogramma is het interessant om te weten hoe veel bestaande woningen aangepast kunnen worden. Het gaat hierbij met name om zelfstandige eengezinswoningen, die door middel van kleine ingrepen voldoen aan de eisen van een aangepaste bejaardenwoning. Bij de Knelpuntennota zijn tevens aangeboden een onderzoek omtrent de huisves tingsbehoeften van studenten en één omtrent die van werkende jongeren. De gegevens uit deze onderzoeken zullen bij de ontwikkeling van het vervolg op de Knelpuntennota worden gebruikt ter onderbouwing van de bepaling van de woningbehoefte en het daarop af te stemmen bouw- en verbouwprogramma. 7. Conclusies. In het navolgende zullen op basis van het vorenstaande de voornaamste con clusies aan de orde komen, terwijl tevens ingegaan wordt op een aantal door RIGO gesignaleerde lange-termijn knelpunten en op het aspekt van de sinds het verschij nen van de Knelpuntennota Volkshuisvesting opgetreden leegstand in m.n. Cammingha buren. a. In deze raadsbrief is uitvoerig ingegaan op de onzekerheden met betrekking tot de faktor huishoudenvorming. De vraag werpt zich op hoe de huishoudenvorming zich zal ontwikkelen. Het antwoord hierop is nauw gekoppeld aan de ontwikkeling van de woonlasten en aan mogelijke veranderingen binnen de bestaande subsidie regelingen. Indien de huidige tendenzen tot stijgende woonlasten zich voortzet ten, mag verwacht worden dat een deel van die woningbehoefte niet vertaald zal worden in een effektieve vraag naar woonruimte. Door het RIGO wordt gewezen op twee mogelijkheden om aan de vraag van starters te voldoen: het bouwen voor de behoefte en het bewerkstelligen van doorstroming. - 13 - Indien een keuze wordt gedaan voor een bepaald aantal starters te bouwen en daarnaast een goed onderbouwde schatting gegeven wordt van het percentage doorstromers, dan is de tegenstelling starters - doorstromers niet helemaal juist. Beide doelgroepen hebben voor het overgrote deel, gelet op de inkomens situatie, belang bij betaalbare huisvesting. Naast een hiertoe te ontwikkelen toewijzingsbeleid van de toegelaten instellingen en het gemeentelijk Woning bedrijf, zal bij het toekomstige bouwbeleid de keuze voor bepaalde typen woon ruimte met name ingegeven worden door de toekomstige huurprijs en de grootte van de woning' Een dergelijke keuze dient mede gebaseerd te zijn op de (ver wachte) ontwikkelingen ten aanzien van de omvang en de samenstelling van de bevolking. Daarnaast zal een dergelijke keuze mede beïnvloed worden door de gemeentelijke bouw- en plancapaciteit, waarbij gedoeld wordt op de planologische voorberei ding, de financiële afhandeling, de besluitvormingsprocedures, de planbeoor deling, het bouwrijpmaken etc. Tenslotte dienen in dit verband de door de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening uitgevaardigde en uit te vaardigen beschikkingen c.q. richtlijnen genoemd te worden. In deze raadsbrief is beargumenteerd dat wij menen te moeten blijven uitgaan van de gemeentelijke en provinciale taakstelling omtrent de bevolkingsgroei. Ten aanzien van het daaraan te koppelen bouwprogramma is het van belang om het reali satiepercentage van het bouwprogramma .te verhogen. Binnen dit programma moet een expliciete differentiatie, zoals onder de konklusie onder 1 is aangegeven, wor den opgenomen, teneinde starters in voldoende mate op de woning-bouw)markt aan bod te kunnen laten komen. De doelstelling is immers een betere afstemming tussen de woningvoorraad en de (toekomstige) huishoudensamenstelling. De in het ontwerp-besluit vastgelegde differentiatie dient flexibel geïnter preteerd te kunnen worden indien hieromtrent als gevolg van ekonomische om standigheden of ministeriële richtl-ijnen aanpassing vereist is. Gelet op de mogelijke effekten van doorstroming en op het beantwoorden van de vraag van starters, ligt de nadruk op de goedkope (huur-)sektor. De huidige differentiatie naar grootte is dat in stadsvernieuwingsgebieden maximaal 50% kleine woningen gebouwd wordt en in uitbreidingsgebieden 25%. De verhoging van deze percentages is afhankelijk van een samenstel van factoren: de grootte van de huidige voorraad kleine woningen (momenteel zo'n 25%), de huishoudengrootte van zowel ingeschreven woningzoekenden bij de Centrale In schrijving van Woningzoekenden als die van potentiële woningzoekenden, zoals omschreven in de Knelpuntennota Volkshuisvesting, als van de verwachting om trent de toekomstige huishoudensamenstelling. Daarnaast zijn de jongste richt lijnen van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening met betrek king tot het percentage kleine woningen in de nieuwbouw-kontingenten van be lang. De minister heeft dit percentage voor de provinciale kontingenten voor zowel de woningwet- als de premiehuursector vastgesteld op 40%. Het is zijn bedoeling deze percentages in de toekomst te verhogen. Hiervoor is reeds aange haald dat het vraagstuk van betaalbare woonruimte (en dan met name nieuwbouw) van belang is. De problemen rond de betaalbaarheid kennen twee aspekten. Het eerste aspekt wordt gevormd door de hoogte van de 'kale' huur. Deze wordt af geleid van de stichtingskosten. Uit diverse onderzoeken elders is gebleken dat de hoogte van deze kosten bepaald wordt door diverse faktoren, terwijl de forse stijgingen zijn terug te brengen op stijgingen van bepaalde bestanddelen van de totale kosten. Nader onderzoek in deze met het doel te bezuinigen achten wij dan ook van belang. Het tweede aspekt van het vraagstuk van betaalbaar wonen wordt gevormd door de zogenaamde bijkomende kosten. Het ontwerpen van woningen waarbij met name een antwoord kan worden gevonden op het tegengaan van de stijging van de energielasten door middel van o.a. het aanbrengen van isolatie en het ontwerpen van zogenaamde energiearme woningen verdient prioriteit. - 12 - i

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1982 | | pagina 85