- 2 - Wat de wijze van financiering betreft is er een complex, omvangrijk geheel van subsidieregelingen ontstaan die soms door hun uniformiteit en gedetailleerdheid het lokale bestuur onvol doende in staat stellen in concrete gevallen een bevredigende oplossing te vinden. Op het gebied van de planning en programme ring ontbreekt een integrale benadering van de nieuwbouw, de ver nieuwbouw en het beheer van de bestaande woningvoorraad en een goede afstemming op de woningbehoefte en op andere beleidssecto ren. Bij het uitwerken van een nieuw bestuurlijksysteem zullen de gesignaleerde knelpunten zoveel mogelijk moeten worden opge lost. De bestaande indeling in Rijk, Provincie en Gemeente zal hierbij gehandhaafd blijven, evenals de bestaande budgettaire systematiek die met zich brengt dat de Minister slechts voor één jaar financiële verplichtingen kan aangaan. De afweging van de gemeentelijke claims op ruimte ten behoeve van de volkshuisvesting zal op regionaal niveau blijven plaatsvinden op basis van de door de provincie vast te stellen streekplannen. Aangezien het Rijk een nationaal prijs- en inkomensbeleid voert met in het verlengde daarvan een landelijk huurbeleid, zal er wat de landelijke vaststelling van de huurprijzen betreft ook geen verandering optreden. In de praktijk zal het streven naar decentralisatie van de volkshuisvesting zich vooral toespitsen op: a. een verbetering van het systeem van planning en programmering d.w.z. het ontwikkelen van een systeem van meerjarenplannen en het vertalen hiervan in jaarprogramma's; b. een verbetering van het systeem van subsidiëring in de zin van het tot standbrengen van een minder ondoorzichtig systeem dat minder tot bemoeienis van het Rijk met concrete plannen zal leiden en derhalve tot grotere vrijheid van de lokale over heid op dat gebied. Wat het systeem van planning en programmering betreft zal de gemeente als eerstverantwoordelijke overheid voor de volkshuis vesting telkens voor een periode van 4 jaar meerjarenplannen moe ten opstellen. In deze meerjarenplannen moeten zowel het kwantitatieve aspect van de woningbehoefte als het kwalitatieve aspect (d.w.z. een differentiatie van de woningbehoefte naar sector^woning grootte etc.) aan bod komen; de nieuwbouw evenals de woningverbe tering. De meerjarenplannen zullen met een advies van G.S. aan de Minister worden voorgelegd, die over de ingediende plannen zal beslissen. Iedere 2 jaar zullen de meerjarenplannen door de ge meenten moeten worden bijgesteld. Jaarlijks zullen de meerjaren plannen in de vorm van jaarprogramma's moeten worden uitgewerkt. Deze jaarprogramma's zullen eveneens met een advies van G.S. aan de Minister moeten worden voorgelegd. De Minister zal ieder jaar in de vorm van budgetafspraken ten aanzien van die activiteiten uit het jaarprogramma die zijn aanvaard juridische verplichtingen moeten aangaan in de zin dat de gelden nodig voor de uitvoering van die activiteiten ook werkelijk beschikbaar zijn. Wat de subsidiëring betreft zal een rekensysteem bestaande uit normstichtingskosten, die jaarlijks door net parlement moeten worden goedgekeurd, verder worden ontwikkeld. De normstichtingskosten geven aan welke kosten voor bepaalde genormeerde woningtypen mogen worden gemaakt om voor een bepaalde rijkssteun in aanmerking te komen. Voor bijzondere omstandigheden, - bijvoorbeeld - - 3 - bijvoorbeeld de bouw in stadsvernieuwingsgeieden zal het mogelijk zijn van de stichtingskosten de zogenaamde kopkosten af te trek ken. Ook deze kopkosten zullen door het Rijk zoveel mogelijk genor meerd worden. Door zoveel mogelijk uit te gaan van een genormeer de berekeningsmethode van zowel de huren als van de subsidie geeft het Rijk de kaders aan voor de beslissingen die de gemeenten zullen moeten nemen. In deze visie past ook dat de kwaliteits- en prijstoetsing per project niet meer door het Rijk zal worden ge daan maar door de gemeente. Naast het zelf toetsen van de plannen zal de grotere vrijheid van de lokale overheid op het gebied van de volkshuisvesting daaruit bestaan, dat het in principe mogelijk zal zijn binnen dezelfde financieringscategorie het ene plan in te wisselen voor het andere, mits het voor die categorie toegewezen budget niet wordt overschreden. Om dit alles op lokaal niveau waar te kunnen maken is het noodzakelijk te kunnen beschikken over voldoende kwantitatieve en kwalitatieve gegevens, inzake de woningbehoefte, woningvoorraad en de verdeling van de woonruimte. Bij de voorbereiding van de Nota Woningbouwbeleid 1979 is de gemeente Leeuwarden geconfronteerd met het in onvoldoende mate beschikbaar zijn van met name de kwalitatieve gegevens die nodig zijn voor een verantwoorde planning en programmering van de volkshuisvesting. Op 30 mei 1980 is de Raad dientengevolge gevraagd krediet beschik baar te stellen voor het ontwikkelen van een knelpuntennota volks huisvesting. Bij brief van 6 juni 1980 heeft de gemeente de Minister een financiële bijdrage gevraagd in de kosten van onderzoek nodig ten behoeve van de eerdergenoemde knelpuntennota. In deze zelfde brief heeft Leeuwarden zich aangemeld als gemeente die bereid is mee te doen met experimenten in het kader van de decentralisatie volkshuisvesting. Leeuwarden heeft deze bereidheid bij brief van 18 juni 1982 herhaald en is uiteindelijk bij brief van 20 oktober j.l. definitief door de Minister als proefproject decentralisatie volkshuisvesting aangewezen. Deze experimenten hebben tot doel zowel het systeem van meerjarenplannen en jaarprogramma's in de praktijk te toetsen als het systeem van normstichtingskosten. Het feit dat Leeuwarden als proefproject is aangewezen betekent op zich niet dat aan Leeuwarden extra contingent zal worden toegewezen. 1.3. Wat houdt het proefproject zijn in? Het proefproject zijn hield oorspronkelijk in, dat behalve tabellen, die de cijfermatige onderbouwing van net gemeentelijke meerjarenprogramma vormen ook een beleidsplan moest worden inge diend ten behoeve van de inhoudelijke onderbouwing van het meer jarenprogramma. Het laatste is nu niet meer verplicht. Door IJ zullen nu een aantal tabellen moeten worden vastgestelddie de cijfermatige onderbouwing vormen van het gemeentelijk nieuwbouw- programma voor 1984-1987. In deze tabellen wordt gevraagd naar: a. de ontwikkeling van de kwantitatieve woningbehoefte in de .periode 1984-1987; b. de ontwikkeleing van de kwalitatieve woningbehoefte in de periode 1984-1987: c_. hoeveel bouwgrond er in de periode 1984-1987 beschikbaar zal zijn; d. de capaciteit aan bouwplannen die gedurende de periode 1984-1987 gereed zullen komen;

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1983 | | pagina 105