Artikel II.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juni 1983.
Aldus vastgesteld in de openbare ve
van
Converteerbare vrije dagen.
Aan de Gemeenteraad.
De Minister van Binnenlandse Zaken heeft met de centrales van overheidspersoneel
een afspraak gemaakt over het toekennen aan het rijkspersoneel van drie vrije
dagen in ruil voor het inleveren van de prijscompensatie per 1 januari 1983.
Het verder gelegen doel is om deze extra vrije dagen te zijner tijd om te zetten
in een arbeidstijdverkorting per dag of per week. Hoewel het Centraal Orgaan inzake
gemeenschappelijke behandeling van gemeentelijke personeelsaangelegenheden tegen
de afspraak bezwaren heeft, beveelt het de aangesloten gemeenten aan, aan artikel
D 3 van het Algemeen Ambtenarenreglement een 4e lid toe te voegen op grond waarvan
de ambtenaar in elk kalenderjaar aanspraak heeft op een door Burgemeester en Wethou
ders te bepalen aantal werkdagen extra verlof in het kader van de arbeidstijdver
korting (het rijk noemt deze dagen roostervrije dagen; het Centraal Orgaan spreekt
van converteerbare vrije dagen).
De bezwaren van het Centraal Orgaan zijn tweeërlei.
In de eerste plaats vindt het Centraal Orgaan het volstrekt onjuist dat er met de
centrales afspraken worden gemaakt over voor de gemeenten zowel organisatorisch
als financieel ingrijpende maatregelen, zonder dat daarover tevoren ook maar enig
overleg met vertegenwoordigers van de andere overheidswerkgevers heeft plaatsgevonden,
In de tweede plaats wordt gewezen op de extra financiële lasten welke op de schouders
van de gemeenten worden gelegd. Aangezien de beschikbare financiële middelen slechts
toereikend zijn voor een herbezetting van 15% zullen er grote organisatorische
en/of financiële problemen ontstaan welke alleen op te lossen zijn door de noodzake
lijke herbezetting uit eigen middelen te financieren, doch daarvoor ontbreekt het
de meeste gemeenten aan financiële middelen. Het Centraal Orgaan heeft er dan ook
bij de Minister op aangedrongen om meer financiële middelen ter beschikking te stellei
doch hieraan kon de Minister in het geheel niet voldoen. Wel zegde hij toe in
voorkomende gevallen als overheidswerkgevers van te voren overleg te voeren.
Bij de vraag welke aanbeveling aan de gemeenten zou moeten worden gedaan heeft het
Centraal Orgaan overwogen dat het uit een oogpunt van personeelsbeleid niet verant
woord moet worden geacht het gemeentepersoneeldat toch ook de prijscompensatie
heeft ingeleverd, de gedeeltelijke compensatie in de vorm van drie vrije dagen te
onthouden. Ook de voorspelbare gevolgen die dat zou hebben zijn in de besluitvorming
betrokken.
Alles overwegende heeft het Centraal Orgaan, overigens met weinig enthousiasme,
de vorengenoemde aanbeveling gedaan.
Inmiddels hebben wij besloten om, indien Uw Raad besluit tot wijziging van artikel
D3 van het Algemeen Ambtenarenreglement overeenkomstig ons voorstel, conform de
rijksregeling en de aanbeveling van het Centraal Orgaan het aantal dagen extra
verlof voor 1983 te bepalen op 3. Deze dagen zijn vrij opneembaar, uiteraard voor
zover het dienstbelang dit toelaat. De voor herbezetting beschikbare financiële
middelen zullen wij in mindering brengen op de taakstelling van de vacaturecommissie.
Over de wijziging van het Algemeen Ambtenarenreglement als ook over de vast
stelling van het aantal extra vrije dagen op 3 is op centraal niveau overeenstemming
bereikt, zodat plaatselijk overleg achterwege kan blijven.
Het Centraal Orgaan geeft de aangesloten gemeenten tenslotte nog in overweging
om de drie converteerbare vrije dagen zodanig te realiseren dat een koppeling gelegd
wordt met de situatie dat in een aantal gemeenten afgeweken wordt van de gebruikelijk
arbeidsduur, te weten de 40-urige werkweek, en/of extra vrije dagen worden gegeven,
in die zin dat afwijkingen zoveel mogelijk worden rechtgetrokken. Hierover kon
op centraal niveau geen overeenstemming worden bereikt zodat deze aangelegenheid
aan het plaatselijk overleg wordt overgelaten.
Deze gemeente kent geen afwijking van de gebruikelijke arbeidsduur van 40 uur per
- 2 -
t
Bijlagenr. 174. Leeuwarden, 4 mei 1983