- 4 -
7Verbouw van het pand Voorstreek 106 ten behoeve van de Stichting Jongeren
Ontmoetingscentrum Leeuwarden (J.O.L.).
In verband met ons in bijlage nr. 51 opgenomen voorstel wordt een kre
diet van 228.000,geraamd voor het verstrekken van een éénmalig
investeringssubsidie aan de Stichting Jongeren Ontmoetingscentrum Leeuwarden
ten behoeve van de verbouw van het pand Voorstreek 106.
Tegenover de kosten van f 228.000,-- kan een bijdrage ineens van de
Dienst Stadsontwikkeling tot hetzelfde bedrag worden geraamd.
Zie ook onder punt 2 Dienst Stadsontwikkeling.
Wij stellen U voor de gemeentebegroting en de begroting van de Dienst
Stadsontwikkeling voor het dienstjaar 1984 te wijzigen overeenkomstig de ter
inzage gelegde ontwerp-besluiten.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
mr. G.J. te Loo Burgemeester,
mr. W.J.G. Reumer Secretaris.
Onderzoek bodemverontreiniging Hoeksterend.
Bijlage no. 54 Leeuwarden, 24 januari 1984.
Aan de Gemeenteraad.
In verband met de bodemverontreiniging nabij het Hoeksterend hebt U op
27 juni 1983 een krediet beschikbaar gesteld van 219.600,voor het
verrichten van een aanvullend nader onderzoek. Na goedkeuring van dit krediet is
het onderzoek opgedragen aan D.H.V. Raadgevend Ingenieursbureau B.V. De
resultaten van dit onderzoek zijn enkele weken geleden ontvangen. Het onderzoek
heeft zich uitgestrekt tot het parkeerterrein Hoeksterend, het Frigasterrein en
de op de kade opgeslagen grond, het slib van het afgedamde gedeelte van de
stadsgracht, het grondwater tot op 50 meter buiten de terreingrensDe
voornaamste conclusies van het onderzoek zijn, dat hier sprake is van ernstige
bodem- en grondwaterverontreiniging, zowel op als buiten het voormalige
gasfabriekterrein. Verder is duidelijk geworden dat de aangetoonde
concentraties, de aard van de aangetroffen verontreinigde stoffen en de
mogelijke effecten op de omgeving een sanering van bodem- en grondwater
rechtvaardigen. Het betreffende rapport ligt voor U ter inzage.
In het kader van het onderzoek is nog niet nagegaan, op welke wijze verdere
verspreiding van het verontreinigde grondwater kan worden voorkomen. Evenmin is
thans bekend welke mogelijkheden er zijn voor verwijdering, opslag en/of
verwerking van de verontreinigde grond en het slib in de stadsgracht.
Om één en ander te kunnen bepalen is het nodig, dat een saneringsonderzoek
moet plaatsvinden. Dat onderzoek zal overigens, in overleg met en op advies van
de Regionale Inspectie Milieuhygiëne, nog moeten worden voorafgegaan door enkele
aanvullende onderzoeken. Nadere bijzonderheden hieromtrent zijn vermeld in de
eveneens voor U ter inzage gelegde brief van deze Inspectie van 21 december
1983.
Het totale kostenoverzicht van de resterende onderzoekskosten, inclusief het
opstellen van een zogeheten saneringsbestek en een veiligheidsplan, luidt als
volgt
aanvullende onderzoeken 60.000,-
saneringsonderzoek 155.000,-
saneringsbestek 75.000,-
veiligheidsplan 25.000,-
315.000,—
19? B.T.W. 59.850,—
totaal afgerond 375.000,
Zowel over de concrete invulling van deze onderdelen als ook over het inmiddels
door D.H.V. ingediende saneringsvoorstel vindt één dezer dagen nog overleg
plaats met vertegenwoordigers van de Provinciale Waterstaat, de Regionale
Inspectie Milieuhygiëne en het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer.