- de beslissing strijdt met artikel 67° BV (elke eigenaa.r mag zijn erf af sluiten); ongeacht gemeentelijke verordening en/of bestemmingsplan blijft het recht van afsluiting bestaan; - van aanhouding kan derhalve geen sprake zijn: het bestemmingsplan kan de bouwergunning niet in de weg staan, zodat de procedure van artikel 50, lid 3, Woningwet gevolgd had moeten worden. 3Reactie van Burgemeester en Wethouders. Bij schrijven van 6 december 1983 hebben Burgemeester en Wethouders op het beroepschrift van de heer mr. Geelkerken namens J.W. van den Berg c.s. gereageerd. Samengevat komt deze reactie op het volgende neer: - hoewel het hekwerk als erfafscheiding gaat fungeren, kan niet worden ge steld, dat het niet zichtbaar zou zijn van de openbare weg: bij de vast stelling van de IS.R.-plannen heeft het terrein hoofdzakelijk een parkeerfunktie gekregen en het wordt reeds als zodanig gebruikt; - in het ontwerp-bestemmingsplan Cambuursterpad krijgt het de bestemming woonstraat; - geconstateerd kan worden, dat voldoende kenbaar is gemaakt, dat het terrein als openbare weg in de zin van artikel 4, lid 1, sub III Wegenwet moet worden beschouwd; - een bouwvergunning voor het hekwerk is noodzakelijk: - op zichzelf zou de bouwvergunning x^el kunnen worden verleend, ware het niet, dat ter plaatse een voorbereidingsbesluit (raadsbesluit 7 juni 1982; geldig voor 2 jaar) en mitsdien de aanhoudingsplicht als bedeeld in artikel 50, lid 2, van de Woningwet geldt; - de aanhoudingsplicht kan niet worden doorbroken door de anticipatie procedure als bedoeld in artikel 50, lid 3, van de Woningwet, omdat het terrein in het ontwerp-bestemmingsplan de bestemming woonstraat heeft gekregen en het hekwerk hiermee in strijd is; - voor het verwezenlijken van de bestemming behoeft de gemeente nor sen perceel grond van reclamant: - de verwijzing naar artikel 679 B.W. is niet relevant: de bouwaanvrage behoort slechts te worden getoetst aan de publiekrechtelijke voorschriften i.e. Woningwet, Wet Ruimtelijke Ordening en Bouwverordening; - het beroepschrift dient derhalve ongegrond verklaard te worden. Be op de zaak betrekking hebbende stukken hebben van 7 t/m 13 december ia83 ter gemeentesecretarie ter inzage gelegen. Reclamant heeft van de reactie van Burgemeester en Wethouders kopie ontvangen. De commissie heeft reclamant en Burgemeester en Wethouders in de gelegen heid gesteld hun standpunten toe te lichten in een vergadering van de commissie op dinsdag 5 januari 1°84 te 16.00 uur in het voormalig Stad houderlijk Hof. Ten behoeve van de zitting heeft de heer mr. Geelkerken een aanvullend schrijven d.d. 19 december 1983 toegezonden, waarvan de inhoud in het kort als volgt kan worden weergegeven: - het hek.bedoelt het vandalisme van de jeugd tegen te gaan; - de uitzondering van artikel 14 Bouwverordening is inderdaad niet van toepassing nu de parkeerplaatsen openbaar zijn; - artikel 679 B.W. kan niet opzij worden gezet door bestemmingsplan en bouwverordening, getuige o.a. bijgevoegde jurisprudentie; - de gemeente is dus aansprakelijk voor evt. schade, die belanghebbenden lijden door het niet plaatsen van het hek; - appellant is voornemens gebruik te maken van artikel 673 B.W. - de gemeente moet ter plaatse nog eigendommen verwerven; het zou goed zijn, dat dit in goed overleg zou geschieden: - omdat het burgerlijk recht gaat boven het bestemmingsplan is een bouw vergunning niet nodig; - een praktische oplossing is, wanneer in onderling overleg het hek ge plaatst zou worden en de gemeente geen afbraak zou eisen. Tijdens de hoorzitting hebben zowel de reclamant als de vertegenwoordiger van Burgemeester en Wethouders geen nieuwe gezichtspunten naar voren ge bracht. Wel werd vastgesteld, dat een tijdelijk hekwerk of een hekwerk van 1 m. hoogte niet zinvol is om de baldadigheid tegen te gaan. Overwegingen en advies van de Raadsadviescommissis voor de beroer- en- bezwaarschriften. De commissie is het niet eens met de stelling van appellant, dat de arti kelen 678 en 679 B.W. het vereist zijn van een bouwvergunning onmogelijk maken. Weliswaar kunnen de desbetreffende artikelen niet opzij worden ge— zet door een gemeentelijke verordening, doch daarvan is hier geen sprake. De vrijheid om het eigen erf af te sluiten c.c. af te scheiden wordt slechts in die zin ingeperkt (en niet opzijgezetdat de hoogte van de erfafscheidingen aan regels is gebonden. D.w.z., indien appellant zijn erf wil afscheiden en afsluiten, dan is dit altijd mogelijk, mits de hoogte de 1 m. niet te boven gaat. Een en ander is een volkomen geaccepteerde situatie conform de jurisprudentie en de wetgeving. Voor een grotere hoogte kunnen vrijstellingen worden verleend of is een uitzondering op het verbod mogelijk Nu het gevraagde hekwerk 2 m. hoog is, valt het in principe onder de verbods bepaling van artikel 302, lid 1 van de Bouwverordening, omdat het .grenst aan een openbare weg. Dat het gemeentelijk terrein als een openbare weg kan worden aangemerkt, is voldoende vastgesteld en niet weersproken. 4. Terinzagelegging van de stukken en hoorzittinr. - 3 -

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1984 | | pagina 119