De bouwvergunning hiervoor is op 9 juni 1931 verleend. De gemeente
achtte zich echter niet meer gebonden aan de plannen van 1970. De visiI
op de gebieden III en P werd gewijzigd van industrie naar woonbesteani-l
Na het verlenen van de bouwvergunning werd de hinderwetprocedure gesta:I
De gemeente heeft de procedure gerekt en is blijven zoeken naar ver-
plaatsingsmogelijkheden van het bedrijf. Over de kosten van verplaats;:I
werd overeenstemming bereikt.
Toen de verplaatsingssubsidie niet bleek te kunnen komen, is de hinder-1
wetvergunning geweigerd (13 oktober 19Q3- Hiertegen is beroep ingsstell
bij de Kroon.
De bouwvergunning van 9 juni 1981 kon hierdoor niet worden benut, laar I
is op 15 april 1985 sen bouwaanvrage ingediend voor een niet-permanent I
gebouw. De gemeente zocht nog naar verplaatsingsmogelijkheden van het I
bedrijf. Het gebouw is in mei 1935 geplaatst, zonder negatieve reactie I
van de gemeente.
TJit het voortdurende onzorgvuldige handelen van de gemeente en de no- I
tieven tot afwijzing van de bouwaanvrage blijkt, dat het college hst
bedrijf tot verpls,atsing wil dwingen. Aangezien het bedrijf dat niet
kan betalen, zou het bedrijf de poorten misschien moeten gaan sluiter., I
Het is onjuist te stellen, dat een verdere uitbreiding van het bedrijf I
het woonklimaat aantast. De uitbreidingsfases zijn allang bekend en zijl
niet met de bestaande plannen in strijd.
Toor de realisering van fase I is een sloopvergunning voor de bestaandJI
huizen verleend. Tot voor kort stond op de grond van fase II een seai- I
permanent gebouw. Nog in 1935 heeft de gemeente voorgesteld, dat het
bedrijf de panden ten oosten ervan voor uitbreiding zou kopen.
Sen achtergevelrooilijn is er waarschijnlijk niet, omdat ter plaatse
nooit een weg is geweest. Dit argument is dus onjuist.
Het argument van de welstand is weinig steekhoudend. Het gaat hier oz I
een noodgebouw, noodzakelijk door het gewraakte optreden van 3. en V.
Dat het niet past bij de bestaande fabrieksgebouwen en de woonomgevingII
is voor tweeërlei uitleg vatbaar. Landelijk en ook in de 2e Kamer heef 11
men de overtuiging, dat het welstandscriterium niet zinvol meer is. Lil
beroep hierop getuigt derhalve van een conservatieve houding.
De bouwvergunning had derhalve kunnen worden verleend. Tekenend is, -*<l
de weigering van de hinderwetvergunning nog dezelfde dag is versonder, 11
de weigering van de bouwvergunning niet. Hierdoor kon dit laatste nie. I
worden meegenomen bij het beroep tegen het besluit inzake de hinderwe-jl
Hoe het ook zij, in elk geval had een tijdelijke bouwergunning verras3!
kunnen worden (artikel 1? We t 3.0.artikel 14 Woningwet). Door dit r.j I
te doen wordt het voortbestaan van het bedrijf en daardoor van de weï'l I
gelegenheid bedreigd.
- Terzocht wordt de bouwergunning alsnog te verlenen c.q. een tijdelijke
bouwergunning te verlenen tot één jaar na het tijdstip van de onher
roepelijke beslissing door de Kroon op de hinderwetprocedure.
Reactie van Burgemeester en Wethouders.
Bij schrijven van 12 januari 1934 hebben Burgemeester en Wethouders op het
beroepschrift gereageerd. Samengevat komt deze reactie op het volgende
neer:
- In het begin van de 70-er jaren werden uitbreidingsmogelijkheden in
noordelijke richting voor het bedrijf voorzien op grond van de toen
malige stedebouwkundige inzichten.
- Nadien zijn de stedebouwkundige inzichten gewijzigd en wordt de voorkeur
gegeven aan verbetering van het wocnmilieu en verplaatsing van bedrijven
uit de woonwijken.
- Dit laatste is vastgelegd in het rapport Schil-Oost 1979. Op grond hier
van kan het bedrijf voorshands worden gehandhaafd en werd in 1981 bouw
vergunning verleend voor de uitbreidingsfase 1.
-Uit de hinderwetprocedure is gebleken, dat het bedrijf wegens hinder
voor de woonomgeving eigenlijk niet kan worden gehandhaafd. Om financial
redenen is verplaatsing van het bedrijf niet gelukt. De hinderwetver
gunning is geweigerd.
- De romneyloods is (zonder vergunning) geplaatst. Tolstaan is met een
enkele mededeling aan de wethouder.
- Op grond van de belangen van de volkshuisvesting werd geen vrijstelling
verleend voor het overschrijden van da achtergevelrooili.jn. Tevens is
het bouwwerk in strijd met de welstandsaspecten.
- Tan artikel 14 van de Woningwet (tijdelijke vergunning) kan geen gebruik
worden gemaakt, omdat hier geen sprake is van een tijdelijke, maar van
een permanente behoefte.
- Het heeft niet in de bedoeling gelegen de weigering van de bouwvergunnin
zodanig laat te verzenden, dat deze niet meer betrokken kon worden bij
de hinderwetprocedure.
Terinzagelegging van de stukken en hoorzitting.
De op de zaak betrekking hebbende stukken hebben van 16 t/n 20 januari
1984 op de gemeentesecretarie ter inzage gelegen. De Haadsadviescommissie
heeft aupellant en het college van Burgemeester en Wethouders in de gele
genheid gesteld hun standpunten mondeling toe ze lichten in een hoorzitzin
op 50 januari 1934 om 1615 uur in het v.m. Stadhouderlijk Hof.
Appellant voegde aan de reeds schriftelijk weergegeven beswaren het vol
gende toe: