- 2 -
De regels met betrekking tot het vormen van basisscholen zijn neergelegd in
de Overgangswet Wet op het Basisonderwijs. Deze wet is op 1 februari 1981!
in werking getreden.
In dit raadsvoorstel zal beknopt de inhoud van de wettelijke bepalingen me!
betrekking tot de vorming van basisscholen worden weergegeven, alsmede wat
het resultaat is van de toepassing daarvan in deze gemeente.
II. Inhoud van de Overgangswet Wet op het Basisonderwijs (O.W.B.Q.).
In de wet worden een drietal hoofdthema's besproken, t.w.
- de invoeringsbepalingen,
- de wijzigingen van de W.B.O. en een aantal andere wetten,
- het overgangsrecht.
Het overgangsrecht regelt onder andere de vorming van basisscholen.
Daarnaast bevat het regels met betrekking tot het personeel, de materiële
instandhoudings- en stichtingskosten van de schoolgebouwen, de huisvesting
en inventaris van de scholen en enkele overige onderwerpen zoals vervoers
kosten en waarborgsommen.
III. Vorming van basisscholen.
Openbaar onderwijs.
Voor de vorming van openbare basisscholen zijn van belang de artikelen E1
t/m E3, E6 en E8 van de 0.W.B.O.
Artikel E2 bepaalt dat een bevoegd gezag, dat op 1 januari 1984 zowel een
of meer kleuterscholen als een of meer lagere scholen beheert, met ingang
van 1 augustus 1985 een of meer basisscholen kan vormen. Het aantal scho
len, dat gevormd mag worden wordt als volgt berekend:
Het aantal kleuters van de openbare scholen op 16 januari 1983 wordt ge
deeld door een getal zoals is aangegeven in artikel E2, tweede lid.
Afhankelijk van de gemeentegrootte bedraagt dit 30, 25, 20 of 12. Voor
Leeuwarden is dit getal 25. De uitkomst van deze deling wordt op een geheel
getal naar boven afgerond (x)Als dit getal (x) kleiner is dan of gelijk
aan het aantal openbare lagere scholen met tenminste 75 leerlingen op 16
januari 1983 (y), dan is het getal (x) het aantal te vormen basisscholen.
Als dit getal (x) groter is dan het getal (y) dan is het aantal openbare
lagere scholen dat op 16 januari 1983 tenminste 75 leerlingen telde (y)
maatgevend voor het aantal te vormen openbare basisscholen.
Vorming van meer basisscholen.
Artikel E3 bepaalt vervolgens dat de gemeenteraad voor 1 april 1984 moet
besluiten dat het aantal op grond van artikel E2 te vormen openbare basis
scholen voldoende is of dat er meer basisscholen nodig zijn om te voldoen
aan het vereiste in de Grondwet dat er voldoende openbaar onderwijs wordt
gegeven in een genoegzaam aantal scholen.
Het totaal aantal te vormen basisscholen kan niet hoger zijn dan het aantai
lagere of kleuterscholen op 1 januari 1984 vermeerderd met het aantal kleu
terscholen en lagere scholen, die naar verwachting voor 1 augustus 1985
zullen worden gesticht en waarop het onderwijs voor die datum kan aanvan
gen.
Het besluit van de Raad inzake het aantal te vormen basisscholen behoeft
goedkeuring van Gedeputeerde Staten.
Het college van Gedeputeerde Staten heeft bij brief van 9 januari 1984
meegedeeld dat het met de staatssecretaris afspraken heeft gemaakt over de
uitvoering van artikel E3 0.W.B.O.
De afspraken sluiten aan op hetgeen de Staatssecretaris van Onderwijs en
Wetenschappen in zijn circulaire van 22 december 1983 (Herstructurering
basisscholen) heeft neergelegd.
De staatssecretaris schrijft in deze circulaire dat het scholenbestand in
het kleuter- en lager onderwijs niet evenwichtig is opgebouwd. Dit blijkt
uit het grote aantal verzoeken om instandhouding, dat gedaan moet worden
voor de scholen, die niet voldoen aan de wettelijke normen.
Teneinde tot een goede spreiding van onderwijsvoorzieningen te komen
nodigt de staatssecretaris de school- en gemeentebesturen uit om met
gebruikmaking van de procedure die de Overgangswet biedt te komen tot een
planmatige aanpak van de herschikking van het scholenbestand.
Concreet luidt de afspraak tussen de provincies en de staatssecretaris als
volgt:
1Bij onverkorte handhaving van de bevoegdheid voor de provincies ten
aanzien van het openbaar onderwijs zoals neergelegd in artikel E3 van de
wet 0.W.B.O. stemmen de colleges van Gedeputeerde Staten ermee in dat in
gevallen waar het criterium van voldoend openbaar onderwijs niet in het
geding is openbaar en bijzonder onderwijs naar dezelfde maatstaven zul
len worden behandeld.
2. Rijk en provincies streven naar een gezond bestand aan structureel le
venskrachtige scholen.
3. De provincies verzoeken de gemeenten de vorming van openbare basis
scholen volledig tot uitdrukking te brengen in een spreidingsplan. Zij
dringen er bij de gemeente op aan over de spreiding van basisscholen
voor zowel het openbaar als bijzonder onderwijs zo mogelijk overleg met
de besturen van bijzondere scholen te voeren. De staatssecretaris zal
ook de besturen van de scholen van bijzonder onderwijs vragen met de
gemeente overleg te voeren. Zij verzoeken de gemeenten de provincie het
spreidingsplan voor het openbaar onderwijs en zo mogelijk dat voor het
bijzonder onderwijs te doen toekomen.
4. Bij het ontbreken van spreidingsplannen hanteren rijk en provincie
dezelfde richtlijnen, zoals weergegeven in de circulaire van de staats
secretaris.
5. Rijk en provincie verklaren zich bereid in het algemeen als ondergrens
een aantal van 23 leerlingen te zullen hanteren en slechts in zeer uit
zonderlijke gevallen daarvan te zullen afwijken.
6. De provincies verklaren zich bereid tot overleg met de gemeente - en zo
nodig - de schoolbesturen van het bijzonder onderwijs over de aanvragen
c.q. spreidingsplannen tot vorming van openbare basisscholen.