II. het onder I. bedoelde perceelsgedeelte onder te brengen in het Grondbedrijf
van de Dienst Stadsontwikkeling.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
No. 4629.
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 22 maart 1984,
(bijlage nr. 119)
BESLUIT
I. aan te nemen van J. Prosje, wonende te Leeuwarden, Beethovenstraat 24, het
zakelijk recht van opstal tot het aanleggen, hebben, houden, (doen)
gebruiken, onderhouden en zonodig vernieuwen van een klinker- en/of
tegelverharding op dat gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente
Leeuwarden, sectie B, nummer 2801, groot 29 centiare, dat is gelegen vóór de
voorgevel van de op gemeld perceel gestichte opstallen plaatselijk gemerkt
Droevendal 7, en welk perceelsgedeelte op de bij dit besluit behorende
tekening met een arcering globaal is aangegeven, zulks onder de navolgende
bepalingen en bedingen:
1. de gemeente is terzake van het opstalrecht generlei vergoeding, hoe ook
genaamd, aan de grondeigenaar verschuldigd;
2. de gemeente kan de met het opstalrecht bezwaarde grond in eigen gebruik
en genot aanvaarden met ingang van de dag van het verlijden van de akte
tot vestiging van het opstalrecht, in de staat en toestand waarin deze
zich dan bevindt, met alle lusten, lasten, rechten en plichten, heer
sende en lijdende erfdienstbaarheden daartoe vanouds en met recht
behorende, zonder dat de grondeigenaar behoudens terzake van uit
winning, jegens de gemeente tot enige vrijwaring is gehouden;
3- alle van de met het opstalrecht bezwaarde grond geheven wordende en nog
te heffen lasten en belastingen komen met ingang van de dag van het
verlijden van de akte tot vestiging van het opstalrecht, voor rekening
van de gemeente;
4. het opstalrecht wordt voor onbepaalde tijd gevestigd en is niet opzeg
baar; het zal echter vervallen, zodra de gemeente de grondeigenaar
schriftelijk mededeelt dat voortaan van het recht geen gebruik meer zal
worden gemaakt; de gemeente zal alsdan op haar kosten van deze beëin
diging in de openbare registers blijk moeten geven door de
overschrijving van een daartoe strekkend stuk;
5. de grondeigenaar zal jegens de gemeente nimmer aanspraak kunnen maken
op vergoeding van schade als gevolg van het aanleggen, hebben, houden,
(doen) gebruiken, onderhouden en zonodig vernieuwen of opruimen van de
werken waarvoor het recht van opstal is verleend;
6. bij het eindigen van het recht is het bepaalde in artikel 762 van het
Burgerlijk Wetboek, tenzij partijen alsdan anders overeenkomen, niet
van toepassing;