IV. Beleidsvrijheid. Zowel in de Wet Werkloosheidsvoorzieningen als in de Rijksgroepsregeling Werkloze Werknemers - waarvan de uitvoering aan ons in medebewind is opgedragen - is aangegeven welke gedragingen dienen te leiden tot uitsluiting van elk uitkeringsrecht of tot een verlaging van de periodieke uitkering (art. 14 W.W.V. en art. 3 en 18 R.W.W.). Genoemde artikelen zijn in een aanhangsel bij deze raadsbrief opgenomen. Indien betrokkene ter zake van deze gedragingen redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt (W.W.V.), danwel indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven (R.W.W.), dan kunnen wij blijkens genoemde wettelijke regelingen afzien van een dergelijke korting of uitsluiting. De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid laat er tot nu toe blijkens door hem aan de gemeenten gezonden circulaires en op grond van in de Tweede Kamer der Staten Generaal gedane uitspraken geen twijfel over bestaan, dat de sollicitatieplicht zozeer in de verschillende wettelijke regelingen en daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten is verankerd, dat de gemeenten niet de vrijheid hebben om deze plicht fundamenteel te wijzigen. De staatssecretaris acht ook het verlenen van ontheffing van de sollicita tieplicht aan categorieën van werklozen zo'n fundamentele wijziging. Dit kan ondermeer worden afgeleid uit de omstandigheid dat de staatssecretaris recentelijk afzonderlijke circulaires heeft gewijd aan het verlenen van tijdelijke ontheffingen in het kader van de R.W.W. aan uitkeringsgerechtig den die vrijwilligerswerk verrichten of aan scholingsactiviteiten deelnemen alsmede aan een gedeeltelijke ontheffing in het kader van de W.W.V. voor 57,5-jarigen en ouder. De vrijheid van de gemeente beperkt zich overigens tot de bevoegdheid om in individuele gevallen rekening houdend met bijzondere omstandigheden de ver wijtbaarheid van een gedraging en op grond daarvan ook de strafbaarheid en de strafmaat vast te stellen. Voorzover de bedoelde bijzondere omstan digheden vooraf kunnen worden geschat, menen wij de vrijheid te hebben om reeds bij voorbaat aan betrokkene kenbaar te maken dat een strafkorting niet zal worden toegepast. V. Te voeren beleid. Uit het vorenstaande leiden wij af, dat binnen de smalle marges waarbinnen de gemeente vrijelijk kan beschikken nog (juist) ruimte aanwezig is om enige nuanceringen in het huidige beleid aan te brengen waarmee recht wordt gedaan aan de bijzonder problematische positie waarin met name langdurig werklozen momenteel verkeren. De elementen van het sollicitatiebeleid dat wij in het kader van de uitvoering van de W.W.V. en R.W.W. voornemens zijn te voeren, hebben wij hieronder puntsgewijs aangegeven. a. Handhaving van de sollicitatieplicht. Uitgangspunt blijft, dat ook in de huidige omstandigheden op de arbeidsmarkt van een ieder gevraagd moet worden aktiviteiten te ontplooien om betaald werk te verkrijgen. bNormering van aantallen sollicitaties. Vanuit overwegingen van beheersbaarheid is het aantrekkelijk om de mate waarin is voldaan aan de actieve sollicitatieplicht af te meten aan een vooraf door de uitkeringsinstantie bepaald aantal te verrichten sollici taties. Een dergelijke maatstaf zou ook aan de uitkeringsgerechtigden zelf de nodige duidelijkheid verschaffen. Wij zijn evenwel van mening, dat een dergelijke maatstaf geen recht doet aan de verschillen in vraag en aanbod naar arbeid die er tussen de verschillende deelmarkten bestaan, en de mate waarin een individuele uitkeringsgerechtigde via de formele en informele circuits daadwerkelijk van deze mogelijkheden gebruik kan maken. Normering van het aantal in een bepaalde periode te verrichten sollicitaties achten wij dan ook niet gewenst. cVerruiming van het begrip passende arbeid. In het licht van de huidige gegevens over de afname van de kansen die iemand heeft op het verkrijgen van een arbeidsplaats naarmate zijn werkloosheid langer heeft geduurd wordt er wel voor gepleit om weliswaar niet onmiddellijk, maar nog wel in de kansrijke periode (binnen 1,5 jaar nadat de werkloosheid is ingetreden) van een werkloze te verlangen dat hij het begrip passende arbeid voor hem ruimer interpreteert. Immers ook het vervullen van een betrekking die kwalita tief wellicht niet geheel aansluit bij het niveau van de betrokkene, heeft tot gevolg dat de betrokkene weer deel uitmaakt van allerlei informele circuits en hij zijn arbeidsvaardigheid en -ritme behoudt, waardoor zijn kansen op het verkrijgen van een functie die wél overeenstemt met zijn eigen capaciteiten groter kunnen worden dan wanneer betrokkene werkloos was gebleven. Een dergelijk beleid kan even wel tot belangrijke verdringingseffecten leiden waarvan uiteindelijk de minst gekwalificeerden en meest kwestbaren, zoals degenen met een l.b.o.-opleiding en degenen die een opleiding hebben beëindigd zonder een diploma te hebben behaald, de dupe worden. Wij zijn van mening, dat deze verdringingseffecten als dermate negatief voor andere groepen dienen te worden aangemerkt, dat werkzoekenden die er zelf niet voor kiezen om een arbeidsplaats te verkrijgen die onvoldoende aansluit bij hun mogelijkheden, hiertoe ook niet door ons moeten worden verplicht. Wat in een concreet geval als passende arbeid moet worden aangemerkt, is overigens niet alleen afhankelijk van behaalde diploma's, maar ook van persoonlijke kenmerken of omstandigheden. d. Na anderhalf jaar werkloosheid oordelen over ontheffing van de actieve sollicitatieplicht Geconstateerd is dat bij voortduring van de werkloosheid de mogelijkheid van inpassing in het betaalde arbeidsproces dermate afneemt dat op een gegeven moment de kans op realisering van de arbeidswens c.q.-plicht vrijwel nihil is geworden, uiteraard onder gelijkblijvende individuele en arbeidsmarktomstandigheden en behoudens eventuele evidente uitzon deringen. Tegen de achtergrond van dit trieste gegeven is het onontkoom baar om de vraag te beantwoorden of er in de periode van voortdurende werkloosheid een moment is, waarna het ongeloofwaardig is controle te blijven uitoefenen op de naleving van de actieve sollicitatieplicht en waarna het (nog) ongeloofwaardig(er) is de uiterste consequentie van gesignaleerde overtredingen namelijk de oplegging van sancties, te blij ven trekken. - 4 - - 5 -

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1984 | | pagina 304