- 10 -
De voor het begrotingsjaar 1984 budgettaire gevolgen zullen wij
meenemen bij de komende bijstelling van de begroting voor 1984. Voor de
daarop volgende jaren zal hiermede rekening worden gehouden bij de
opstelling van het beleidsplan 1985-1989; in dat geval zal voor de raming
van de effecten zoveel mogelijk worden gelet op de zich werkelijk voorge-
dane situatie in 1984. Overigens zal nog worden bezien in hoeverre het
inderdaad noodzakelijk is voor de afhandeling van de verzoeken extra
maatregelen te treffen in de personele sfeer.
- 11 -
Samenvatting.
Onder verwijzing naar het voorgaande komen wij tot de navolgende
conclusies
a. Door de huidige economische recessie komen veel belastingplichtigen
in een situatie te verkeren waarin ze niet in staat zijn dan met
buitengewoon bezwaar de belasting geheel of gedeeltelijk te voldoen.
De mogelijkheden die de lokale overheid heeft om aan de werkelijke
oorzaken van de lastenverzwaring voor de burgers iets te doen zijn
zeer beperkt.
b. Het is gewenst een ruimere toepassing te geven aan de in de wet gege
ven mogelijkheid van het afschrijven van daarvoor in aanmerking
komende gemeentelijke belastingen, hetgeen:
tevens in overeenstemming is met de hoofduitgangspunten van het
Collegeprogramma 1982-1986;
- niet in strijd is met het door de rijksoverheid te voeren inko
mensbeleid, indien de afschrijving een individueel karakter
behoudt, waarbij de bijzondere persoonlijke situatie van de
belastingplichtige de doorslag geeft.
c. Afschrijving is en blijft weliswaar mogelijk van alle gemeentelijke
belastingen en heffingen, doch de actievere opstelling zal zich in 't
bijzonder richten op de afvalstoffenheffing en de (nog in te voeren)
rioolretributie). De geformuleerde criteria zijn ook van toepassing
op de onroerend-goedbelastingen, doch de invordering van deze
belasting geschiedt door de Rijksbelastingdienst.
d. Hoewel de afschrijving een op de individuele situatie afgestemd raid
del is, brengt de rechtzekerheid met zich mee dat er normen/richt
lijnen worden gehanteerd waaraan concrete verzoeken tot
kwijtschelding worden getoetst. Uit de actieve publicatieplicht van
de overheid volgt dat deze richtlijnen worden bekend gemaakt aan de
belastingplichtigen
e. Bij de beoordeling van de verzoeken tot afschrijving zullen de door
de directeur Rijksbelastingen gehanteerde richtlijnen voor de
onroerend-goedbelastingen worden gebruikt. Is het inkomen (of:
betalingscapaciteit) van de verzoeker gelijk aan of lager dan de
gehanteerde richtlijn dan zal de belasting of heffing geheel worden
kwijtgescholden. Is het daarentegen hoger dan vindt (gedeeltelijke)
kwijtschelding plaats tot het bedrag van de verschuldigde
heffing(en), verminderd met het bedrag waarmee de richtlijn wordt
overschreden. Onder een verschuldigde heffing(en) zullen tevens
begrepen zijn de via de Rijksbelastingdienst te betalen onroerend
goedbelastingen
f. De praktijk zal dienen uit te wijzen in hoeverre de te hanteren
richtlijnen inderdaad bewerkstelligen dat afschrijving overeenkomstig
haar karakter wordt toegepast in uitzonderingsgevallen. Op basis van
een op te zetten evaluatie van die praktijk in samenhang met de
maatschappelijke ontwikkelingen zal dan ook bezien moeten worden in
hoeverre het afschrijvingsbeleid c.q. het beleid met betrekking tot
de hoogte van de heffingen en belastingen bijstelling behoeft en wat
daarvoor de geëigende middelen zijn.