- 2 -
De mogelijkheden om met behulp van vrijstelling een beleid te
voeren waarbij het draagkrachtbeginsel tot uitdrukking komt bestaan
dus naast de hierboven genoemde vrijstelling in de onroerendgoed-
belasting in feite niet. Ten aanzien van de belastingen gebaseerd op
artikel 277 Gemeentewet (dit zijn de leges en andere rechten, de zgn.
retributies) heeft de Hoge Raad zich onlangs ondubbelzinnig uitgesproken
tegen een differentiatie in de tarieven die een andere maatstaf hebben
dan de mate van gebruik of genot van de verleende dienst (H.R. 13 juli
1983, inzake de gemeente Abcoude). In dit arrest betrof het de Ver
ordening Reinigingsrecht 1972 van de gemeente Abcoude die sinds 1981
een gereduceerd tarief kende voor personen die op 1 januari van het
belastingjaar 65 jaar of ouder waren; de reductie was 50% van het
gewone tarief. De Hoge Raad was in navolging van het Hof van mening,
dat de retributie als bedoeld in artikel 277 Gemeentewet moet worden
beschouwd als een vergoeding voor gemeentelijke prestaties. Hiermee
valt, aldus de H.R. niet te rijmen dat het tarief van de heffing afhanke
lijk wordt gesteld van een omstandigheid als in die verordening ge
noemd, zonder dat daarbij enige relatie wordt gelegd met de door de ge
meente geleverde prestaties en de daaraan verbonden kosten. Mede op
grond van de geschiedenis over de totstandkoming van gemeentelijke be
lastingbepalingen in de wet (de H.R. verwijst in dit verband naar de
conclusie van de Advocaat-Generaal, die aan het arrest is gehecht),
die zich evenzeer verzet tegen hantering van het draagkrachtbeginsel
concludeert de H.R. tot slot dat de onderhavige gemeentelijke ver
ordening in strijd is met genoemd artikel 277 en derhalve onverbindend.
Bij de retributies moet er derhalve een relatie zijn tussen presta
tie/kosten en mate van gebruik/vergoeding. Die ontbreekt uiteraard bij
de belastingen. Niettemin is men van oordeel dat de gemeente ook bij de
belastingen niet het draagkrachtbeginsel mag hanteren. Niet alleen is dit
door de H.R. in bovengenoemd arrest geconcludeerd op wetshistorische
gronden, doch ook de centrale overheid huldigt dit standpunt en zij kan
dit op vrij eenvoudige wijze effectueren via het goedkeuringsbeleid.
Het standpunt van de centrale overheid is onlangs nog eens verwoord
door de Interdepartementale Commissie Inkomensprijzen bij de lagere
overheid. De door deze commissie geformuleerde uitgangspunten en aanbe
velingen (Kamerstuk 17627, zitting 1982-1983) zijn door de rijksoverheid
overgenomen. Een van die aanbevelingen is, "dat ten principale het hante
ren van draagkracht als basis voor de tariefstelling van de subsidies
en retributies beperkt dient te blijven tot de centrale overheid".
Oninvorderbaar verklaren.
Artikel 300 lid 2 van de Gemeentewet verleent aan het college van Burge
meester en Wethouders de bevoegdheid om op voorstel van de gemeente
ontvanger een bestaande belastingschuld geheel of gedeeltelijk oninvorder
baar te verklaren. De juridische betekenis van een dergelijk besluit is
niet dat de belastingschuld verdwijnt, doch dat de gemeente-ontvanger
ontheven is van de verplichting om alles in het werk te stellen de schuit
in te vorderen. Door verder dan ook inderdaad niets meer te doen zal
door middel van het instituut verjaring de 3Oj-u.jcid u 13 v* wsnz.0-
redenen om een schuld oninvorderbaar te verklaren kunnen verschilldend
zijn:
- de schuldenaar is onvindbaar;
- de restant-schuld is zo klein, dat verdere pogingen tot invordering
afgeraden moeten worden in verband met de hoge kosten die gemaakt
moeten worden;
- de schuldenaar bezit geen enkel verhaalsobject en is inderdaad niet
in staat te betalen.
Uit deze voorbeelden kan geconcludeerd worden, dat het niet altijd vast
staat of de schuldenaar wel/niet kan betalen.
Afschrijving of kwijtschelding.
Een mogelijkheid om de belastingschuld teniet te doen is de kwijt
schelding (of het fiscaal-juridische begripafschrijving) ingevolge
artikel 17 Invorderingswet juncto artikel 281 en 300 Gemeentewet.
Artikel 17 lid 1 Invorderingswet luidt:
"Indien de belastingschuldige niet in staat is anders dan met
buitengewoon bezwaar de belasting te betalen, kan de belasting
door of vanwege Onzen Minister van Financiën geheel of gedeel
telijk worden afgeschreven".
Yoor de gemeentelijke belastingen is de gemeenteraad bevoegd tot het
geven van afschrijving (artikel 281 Gemeentewet) doch meestal wordt
deze bevoegdheid gedelegeerd aan Burgemeester en Wethouders of een met
name aangewezen ambtenaar. In alle vorderingen van de gemeente Leeuwar
den heeft de Raad deze gedelegeerd aan de Controleur der Gemeentebe
lastingen. Op grond van artikel 300 lid 1 Gemeentewet wordt de af
schrijving niet verleend dan nadat de gemeente-ontvanger is gehoord.
Een uitzondering op het bovenstaande vormen de onroerendgoed-
belastingen. De invordering en dus ook de afschrijving van deze belasting
is opgedragen aan de rijksbelastingdienst (artikel 302 lidl). Deze
hanteert uiteraard eigen richtlijnen en normen en is daarbij op geen
enkele wijze ondergeschikt aan het gemeentebestuur.
De regeling van de afschrijving is geschreven voor gevallen, waar
in tussen het ontstaan van de materiële verschuldigdheid van de be
lasting en de formele consolidering daarvan in de aanslag een zeker
tijdsverloop ligt. Gedurende dit tijdsverloop kan de financiële positie
van de belastingplichtige zodanig zijn achteruitgegaan, dat de belasting
niet anders dan met buitengewoon bezwaar kan worden voldaan. Het is ook
wel omschreven als:" Afschrijving verlenen bij kohierbelasting is het
definitief afzien van de invordering, omdat de hardheid, welke invorder
ing voor de belastingschuldige zou meebrengen, buiten alle verhouding
staat tot het algemeen belang, dat door invordering zou zijn geschied".
Het gaat dus duidelijk om de betalingscapaciteit, die zodanig is
dat betaling een buitenge vroon be zwaar is. Het zijn dan ook persoonlijke
omstandigheden die de grond vormen om afschrijving te verlenen, en het
verzoek zal gemotiveerd door de belastingschuldige zelf moeten worden
ingediend; ambtshalve toepassing van de afschrijving verdraagt zich niet
met het karakter van dit middel. De betalingscapaciteit wordt niet
alleen gevormd door het inkomen en het vermogen van de belastingschuldige
maar ook door allerlei persoonlijke kosten, zoals huren, hypotheek-
lasten, afbetalingsverplichtingen, bijzondere kosten wegens ziekte en
invaliditeit. Uiteraard dienen er wel normen te zijn, waaraan de verzoeke
tot afschrijving worden getoetst. Uit een oogpunt van rechtzekerheid
en openheid zijn deze de laatste jaren in een aantal gevallen gepubli
ceerd, zodat de belastingschuldige zich een indruk kan vormen van de kans
dat een in te dienen verzoek wordt gehonoreerd.