- 4 - Uit de hierboven weergegeven opsomming van gegevens die een rol (kunnen) spelen bij het bepalen van de betalingscapaciteit blijkt reeds, dat zeker niet gesteld mag worden dat iedereeen die bijvoorbeeld een minimuminkomen of een inkomen op de bijstandsnorm heeft zonder andere de betalingscapaciteit bepalende factoren in ogenschouw te nemen afschrijving zou kunnen worden verleend. Dit is te generaliserend en werkt de facto als een vrijstelling, hetgeen zoals geconstateerd niet is toegestaan. Om deze reden heeft de Kroon in het K.B. van 26 juni 1979 no. 374 ook een besluit van Gedeputeerde Staten van Groningen vernietigd. In het betreffende besluit hadden G.S. een belastingschuldige afschrijving van de aanslag verontreinigingsheffing verleend omdat deze voldeed aan een van de beide door G.S. geformuleerde richtlijnen: 1. 100% vrijstelling bij een inkomen hoger dan het wettelijk minimumloon; 2. 50% vrijstelling bij een inkomen hoger dan het minimumloon tot maxi maal 3000,boven het minimumloon. /niet gesteld De Kroon overwoog ondermeer: "dat derhalve/kan worden dat een belasting plichtige die ten minste het minimumloon ontvangt niet in staat is anders dan het buitengewoon bezwaar de belasting of de volle belasting te be talen, tenzij zich bijzondere omstandigheden zouden voordoen waardoor een dergelijk bezwaar wel aanwezig zou zijn; dat van dergelijke bijzondere omstandigheden noch uit het eerdergenoemde besluit van Gedeputeerde Staten van Groningen van 25 juli 1978» noch uit het aanvraagformulier voor gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de verontreinigingsheffing 1977 van belanghebbende, of anderszins blijkt". Tegen dezelfde achtergrond schorste de Kroon op verzoek van de Staats secretaris van Binnenlandse Zaken het op 29 september 1983 door de ge meenteraad van Bronten genomen besluit. Deze raad besloot, dat mensen die in aanmerking komen voor de eenmalige uitkering (voor minima) van het rij: en ingezetenen aan wie een gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van him (gemeentelijke) belastingschuld voor afvalstoffenheffing en rioolrechten kunnen krijgen. De Kroon onderzoekt tijdens deze schorsing of het beslui: vernietigd moet worden wegens strijd met de wet op het algemeen belang. Daarentegen heeft de Minister van Binnenlandse Zaken geen aanleiding gezien het besluit van de gemeenteraad van Opsterland te schorsen en voor vernietiging voor te dragen. Hij acht dit niet nodig, en derhalve het belei van die gemeente niet in strijd met de wet, omdat niet uitsluitend gelet wordt op het besteedbaar inkomen maar een toetsing van de betalingscapa citeit plaatsvindt en in dat verband onder meer de vermogenspositie in aanmerking wordt genomen. Geconstateerd wordt dan ook: - dat de gedachte om op iets ruimere schaal afschrijving van belastingen te verlenen op een reeds sedert 1923 121 de wet opgenomen mogelijkheid stoelt en derhalve niets nieuws toevoegt; - dat de afschrijving kan worden verleend indien de belastingschuldige daarom verzoekt en een onderzoek heeft plaatsgevonden naar de betalings capaciteit van de belastingschuldige - dat bij het beoordelen van het verzoek tot afschrijving niet uitsluiten: wordt gelet op het besteedbaar inkomen, maar dat met alle specifieke omstandigheden die de betalingscapaciteit beinvloeden rekening moet worden gehouden. Overige middelen. Andere middelen om in de invorderingsfase de belastingschuldige tegemoet te komen is het verlenen van uitstel van betaling (artikel 17 lid 2 Invorderingswet) of het toepassen van artikel 63 Algemene Wet inzake rijksbelastingen juncto artikel 291a Gemeentewet te weten het hanteren van de hardheidsclausule. Deze middelen zijn in dit kader minder relevant. Uitstel van betaling is slechts een kwestie van op schorting van de betalingsplicht wegens omstandigheden van tijdelijke aard. De hardheidsclausule heeft ten doel onbillijkheden te voor komen en staat op zich los van de betalingscapaciteit van de belastin schuldige. 21.3.1984

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1984 | | pagina 348