Procedure inzake benoeming van de directie van de basisscholen. Bijlage no. 161 Leeuwarden, 12 april 1984. Aan de Gemeenteraad. Op 1 augustus 1985 zal de Wet op het Basisonderwijs in werking treden. De kleuterscholen en lagere scholen zullen met ingang van deze datum ophouden te bestaan en hiervoor zal de basisschool in de plaats komen. ;lan iedere basisschool zal een directeur dienen te worden benoemd bij wie, onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, de onderwijskundige, organisa torische en huishoudelijke leiding berust. Voorts zal bij een nog nader vast te stellen AMvB worden bepaald bij welk aantal leerlingen een of meer adjunct-directeuren kunnen worden benoemd, alsmede of de directeur en adjunct-directeur geheel of gedeeltelijk vrijgesteld worden van het geven van onderwijs. Indien op grond van deze vast te stellen AMvB geen adjunct-directeur benoemd jordt, wijst het bevoegd gezag een plaatsvervanger van de directeur aan. In artikel E15 van de Overgangswet, Wet op het basisonderwijs zijn voorschriften gegeven wie voor benoeming in de functie van directeur van de basisschool in aanmerking komen. In dit artikel is een voorkeursrecht geschapen voor de hoofden van de kleuterschool, de lagere school en de experimentele basisschool, waaruit de basisschool wordt gevormd. De voorschriften luiden als volgt: a. Het bevoegd gezag dient zoveel mogelijk de directeur van de basisschool te benoemen uit diegenen, die op 31 juli 1985 in dienst waren als hoofd van de kleuterschool of de lagere school, waaruit deze basisschool wordt gevormd. Betrokkenen kunnen de wens te kennen geven dat zij niet voor deze functie in aanmerking wensen te komen. b. Mocht op grond van bovenstaande geen directeursbenoeming volgen, dan benoemt het bevoegd gezag zoveel mogelijk de directeur van de basisschool uit diege nen, die op 31 juli 1985 in zijn vaste dienst waren als hoofd van een kleuterschool, een lagere school of een experimentele basisschool. Betrokkenen kunnen de wens te kennen geven, niet voor deze functie in aan merking te willen komen. c. Indien aan een school met ingang van 1 augustus 1985 volgens de vanaf die datum geldende formatieregeling een adjunct-directeur kan worden benoemd, benoemt het bevoegd gezag het hoofd van een van de scholen als bedoeld onder a., dat op 31 juli 1985 in zijn vaste dienst was en niet tot directeur benoemd is, tenzij betrokkene de wens te kennen geeft niet voor deze functie in aanmerking te willen komen. d. Indien geen adjunct-directeur aan de school kan worden benoemd wijst het bevoegd gezag het hoofd als bedoeld onder c. aan als plaatsvervanger van de directeur, tenzij betrokkene de wens te kennen geeft niet voor deze functie in aanmerking te willen komen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1984 | | pagina 354