Samengevat komt deze reactie op het volgende neer: - de bedoeling van artikel 10 van het bestemmingsplan is het geven van een nadere detaillering van de bebouwingsvoorschriften: daarin zijn geen bepalingen opgenomen, die bijgebouwen op de bij de meergezins woningen behorende erven toestaan; de achtergrond hiervan is, dat de desbetreffende tuinen behoren bij de onderste flatwoningen: - de flatwoningen beschikken over inpandige bergingen, zodat extra bouwmogelijkheden niet noodzakelijk werden geacht; - uit de planopzet blijkt, dat bouwmogelijkheden voor garages e.d. expliciet zijn aangegeven; ter plaatse van het bouwplan ontbreekt deze aanduiding; - het bestemmingsplan is alomvattend, ook wat de bebouwingsvoorschriften betreft; de bepalingen van de bouwverordening omtrent bijgebouwen kunnen niet aanvullend werken; - de gegeven motivering kan het besluit ten volle dragen; er is geen sprake van schending van de zorgvuldigheid. Terinzagelegging van de stukken en hoorzitting. De op de zaak betrekking hebbende stukken hebben ter gemeentesecretarie van 26 t/m 30 maart 1934 ter inzage gelegen. Appellant heeft kennis gedragen van de stukken. De Raadsadviescommissie hedt appellant en Burgemeester en Wethouders in de gelegenheid gesteld hun standpunt»©" mondeling toe te lichten tijdens een hoorzitting op 10 april 1984 in bet Stadhuis. Appellant en de vertegenwoordiger van Burgemeester en Wethouder! hebben in de hoorzitting geen nieuwe gezichtspunten naar voren gebracht. Verwezen werd naar de reeds schriftelijk ingenomen standpunten. Overwegingen en advies van de Baadsadviescommissie voor de beroep- en bezwaarschriften. De commissie is van mening, dat het bestemmingsplan geen mogelijkheid biedt om de gevraagde bouwvergunning te verlenen. Zowel uit de tekst als de kaart van het bestemmingsplan blijkt, dat voor garages de be- bouwingsmogeli jkheden expliciet staan aangegeven. Aangezien dit voor de door appellant gekozen plaats niet het geval is, konden Burgemeester en Wethouders niets anders besluiten dan zij nu hebben gedaan. De bouw vergunning is derhalve terecht geweigerd. De commissie adviseert de Raad derhalve het beroep van de heer Kornelis ongegrond te verklaren en te beslissen conform bijgevoegd concept-besluit. g Nr. 7620 DE RAAD VAN DE GEMEENTE LEEUWARDEN; gelezen de brief van de heer W. Kornelis te Leeuwarden d.d. 31 januari 1984 waarin deze beroep ingevolge de Woningwet bij de Raad ili st It tegen het besluit van Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden d. 13 december 1983» nr. B 344/83» verzonden 5 januari 1984, waarbij ee bouwvergunning werd geweigerd voor het oprichten van een garage op he perceel Julianalaan 85; overwegende, dat het beroepschrift ingevolge de Procedureverorde- ning Raadsadviescommissie voor de beroep- en bezwaarschriften om advies in handen is gesteld van de Raadsadviescommissie voor de beroep- en he waarschriften; dat de Commissie in het advies d.d. 24 april 1984, bijlage nr. 180 ad iseert het beroepschrift ongegrond te verklaren; dat de Raad zich met de overwegingen en het advies van de Commissie ka: verenigen; gelet op de Woningwet, de Wet Ruimtelijke Ordening en de Procedure- verordening Raadsadviescommissie voor de beroep- en bezwaarschriften; BESLUIT: hel beroepschrift van de heer W. Kornelis te Leeuwarden ongegrond te ver klaren. Aldus besloten in de openbare vergadering van Voorzitter. Secretaris

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1984 | | pagina 407