"a. de solidariteit, die verplicht tot bijzondere aandacht voor de financiële en
sociale bestaansvoorwaarde voor de zwakkeren;
b. het benutten van de mogelijkheden op lokaal niveau te streven naar een meer
gelijke verdeling van arbeid, kennis, inkomen en macht."
Als één van de toetsingscriteria voor de toedeling van de schaarser wordende
middelen geldt dat de minst draagkrachtigen zoveel mogelijk moeten worden ont
zien en bijzondere aandacht zullen krijgen.
Wij zijn van mening dat deze centrale uitgangspunten op twee manieren vertaald
kunnen worden in concrete maatregelen. De eerste mogelijkheid bestaat uit
maatregelen die gericht zijn op de structurele verbetering van de inkomensposi
tie van de "echte" minima, terwijl de andere mogelijkheid bestaat uit maatrege
len, die de nadelige effecten ervan beogen weg te nemen of te verzachten. Deze
beide mogelijkheden zullen wij achtereenvolgens belichten.
A. Maatregelen gericht op de structurele verbetering van de inkomenspositie van
de "echte" minima.
In de raadsbrief met betrekking tot het kwijtscheldingsbeleid constateerden wij
reeds dat de problemen die de burgers thans ondervinden niet of slechts in zeer
beperkte mate worden veroorzaakt door het beleid van de gemeentelijke overheid.
Het zijn de op rijksniveau genomen en te nemen beslissingen, die de draagkracht
en de welvaart in hoofdzaak bepalen. Dit betekent dat (structurele) ver
beteringen daarvan ook op dat niveau gevonden moeten worden. De mogelijkheden
van de gemeentelijke overheid zijn in dat kader marginaal.
Naar analogie van de éénmalige uitkeringen die de rijksoverheid sedert en ge
jaren op ad-hoc basis verleent aan degenen die tot de "echte" minima behoren,
zou de gemeente er bijvoorbeeld toe kunnen besluiten om eveneens een toeslag toe
te kennen aan de "echte" minima.
Gelet op het bestaande beleid van de Minister van Binnenlandse Zaken (o.a Dron
ten en Muiden) moet evenwel worden gesteld dat een dergelijk besluit geschorst
zou worden en voor vernietiging zou worden voorgedragen.
In het kader van de A.B.W. kunnen wij daarentegen wel extra bijdragen verlenen
in verband met bijzondere kosten van bestaan. Deze vorm van individualisering
kan echter geen oplossing bieden voor het probleem dat de minimuminkomens in de
huidige situatie door de ontvangers onvoldoende worden geacht om hun normale
uitgaven te voldoen. Dit laat onverlet dat wij binnen de wettelijke kaders
zoveel mogelijk zullen blijven trachten kosten onder de werkingssfeer van deze
bepaling te brengen en aan te merken als bijzondere kosten van het bestaan.
Daarnaast zou gedacht kunnen worden aan het verlenen van bijdragen in natura.
Onder het regime van de voormalige Armenwet werd deze vorm van bij standverlenin
veelvuldig toegepast. Dit betekende veelal dat degene die niet over voldoende
bestaansmiddelen kon beschikken een verregaande bemoeienis met zijn of haar
privéleven moest accepteren. Deze bemoeienis beperkte zich vaak niet tot de
soort goederen die wel of niet noodzakelijk werden geacht voor de betrokkenen.
Bij de vaststelling van de hoogte van de bijstand werd namelijk ook rekening
gehouden met kwaliteits- en kwantiteitsvereisten van de desbetreffende
goederen.
Omdat de rijksoverheid van mening was dat iedere burger recht heeft op de vrij®
besteding van een inkomen dat tenminste voldoende is om te voorzien in de alge
meen noodzakelijke kosten van het bestaan is deze vorm van bijstandverlening na
de intrekking van de Armenwet verlaten.
Wij zijn van mening, dat de toekenning van bijdragen in natura een stap terug
zou betekenen in de richting van de Armenwet en wij zullen U dan ook niet
voorstellen om hiertoe over te gaan.
Geconcludeerd moet worden dat aan de gemeente geen mogelijkheden zijn gelaten om
structurele verbeteringen in de inkomenspositie van de "echte" minima te
bewerkstelligen. In dit verband dient nog wel aandacht aan het zgn. sanc
tiebeleid besteed te worden. Het toepassen van een sanctie kan nl. tot verlaging
van de uitkering tot op of onder het minimumniveau leiden. Het achterwege laten
van een sanctie betekent derhalve niet een structurele verbetering van de inko
menspositie van uitkeringsgerechtigden, maar voorkomt een (verdere)
verslechtering van die positie in individuele gevallen.
Van verschillende zijden wordt aan de gemeenten de suggestie gedaan om, gelet op
de daling van de koopkracht van de minima, in elk geval geen sancties meer toe
te passen op de minumumuitkeringen ingevolge de werkloosheidsregelingen.
De gemeenten hebben naar onze mening echter niet de vrijheid om ten principale
te besluiten dat wanneer zich één van de situaties voordoet zoals omschreven in
artikel 14 van de Wet Werkloosheidsvoorziening of artikel 18 van de
Rijksgroepsregeling Werkloze Werknemers in het algemeen geen korting op de
uitkering van de betrokkene zal worden toegepast. Als uitvoerder van deze wet
telijke regelingen hebben wij overigens wel de mogelijkheid om bij de
vaststelling van de hoogte van een sanctie rekening te houden met de individuele
omstandigheden. Wij streven er daarbij naar om alleen in het uiterste geval een
korting op een uitkering toe te passen.
In het voorjaar van 1983 hebben wij (mede tegen deze achtergrond) besloten
vooralsnog in te stemmen met de door Divosa geformuleerde "Uitgangspunten
sanctie-toepassing W.W.V. en R.W.W.". De werking daarvan zou na toepassing
gedurende een jaar geëvalueerd worden, waarbij zou worden nagegaan in hoeverre
de richtlijnen definitief zouden moeten worden vastgesteld. Met deze evaluatie
is reeds eerder een begin gemaakt. In het kader van die evaluatie zullen wij nog
nader bezien of en in hoeverre wij nog versoepelingen kunnen aanbrengen in het
huidige sanctiebeleid. Ook de op deze materie betrekking hebbende aan Uw raad
gerichte brief van de F.N.V. (d.d. 26 april 1984) zullen wij hierbij betrekken. Over
de resultaten hiervan zullen wij U nog nader informeren.
B. Maatregelen die de verslechtering van de financiële positie van de "echte"
minima enigszins verzachten.
:-van uitgaande dat op gemeentelijk niveau de inkomensontwikkeling min of meer
als een gegeven moet worden beschouwd, zal een gemeentelijk minima-beleid zich
ooral moeten richten op maatregelen die de effecten van de landelijk gedicteer
de inkomensontwikkeling enigszins verzachten. Daarvoor zijn enige mogelijkheden
te noemen, waarop onderstaand nader wordt ingegaan.
Belastingen en tarieven.
De mogelijkheid die de gemeente op dit terrein heeft zijn uitgebreid bespro
ken in het meergenoemde pre-advies inzake het te voeren kwijtscheldings
beleid. Geconcludeerd is dat een actiever beleid gewenst en mogelijk is en
dat hieraan uitvoering kan worden gegeven door:
- een actiever voorlichtingsbeleid waarbij niet alleen gewezen wordt op de
mogelijkheid een verzoek tot kwijtschelding in te dienen, maar ook
inzicht wordt gegeven in de daarbij te hanteren richtlijnen;