de verruiming in het bijzonder toe te passen op de Afvalstoffenheffing en op de nog in te voeren rioolretributie; het actiever voorlichtingsbeleid zal ook betrekking hebben op de onroerend-goedbelastingen (zoals bekend is de invordering van deze belasting een zaak van de directeur der rijksbelastingen) - hiervoor financiële ruimte te scheppen van 525.000,(afgerond). Wij hebben daarbij echter ook geconstateerd dat de werking van dit instru ment beperkt is. Indien nl. het gemeentelijk beleid tot gevolg zal hebben dat de belastingplicht van steeds meer mensen wordt afgeschreven dan is er geen sprake van een uitzondering maar van een regel. In zo'n situatie wordt de vraag actueel of het gehele belastingen- en heffingenbeleid aan een nadere beschouwing onderworpen dient te worden, doo verhoging en/of over te gaan tot een verlaging. Dit hangt direct samen met het totale uitgavenpatroon en het voorzieningen niveau. Een dergelijke beschouwing en heroverweging dient plaats te vinden in het bredere kader van het beleidsplan. In dit verband willen wij U wijzen op de gedane toezegging dat bij de opstelling van het Beleidsplan 1986-1990 zal worden ingegaan op de dan bekende resultaten van het hierboven genoemde kwijtscheldingsbeleid. Tot slot merken wij in dit verband nog op dat bij de eerstkomende wijziging van de onroerend-goedbelastingen in het bijzonder aandacht zal worden ges ronken aan de hoogte van het vrij te stellen waardebedrag voor de gebruikers; dit is thans 18.000, Woonlasten. In de onlangs gepubliceerde concept-nota Uitgangspunten Volkshuisvesting hebben wij aan de woonlastenproblematiek aandacht besteed. De discussie en beleidsbepaling omtrent de woonlastenproblematiek zal naar onze mening (verder) gevoerd moeten worden bij de behandeling van de genoemde concept-nota* Uitgangspunten Volkshuisvesting. Wij volstaan ier dan ook met U kortheidshalve te verwijzen naar de inhoud van die nota Hoewel ook energielasten onderdeel uitmaken van de woonlasten, gaan w j hieronder nog afzonderlijk in op de mogelijkheden van de gemeente om de hoogte van de energiekosten te beïnvloeden. Energiekosten Reeds in 1981 sprak U als Uw oordeel uit, dat de aardgasprijzen gedurende drie jaren op het niveau 1981 bevroren dienden te worden en verzocht ons college activiteiten te (doen) ontwikkelen dat ook de andere aandeelhouders/commissarisen van Frigas tot een dergelijk standpunt zouden worden gebracht. Dit standpunt zou tevens moeten worden uitgedragen in het overleg tussen VEGIN en Gasunie. Deze motie is door ons onverkort uitgevoerd, zij het dat dit niet geleid heeft tot het beoogde doel, te weten de bevriezing van de gasprijzen. Wel kan geconstateerd worden dat mede hier* door ook binnen de VEGIN de discussie over de hoogte van de gasprijzen in relatie tot de inkomensontwikkeling gestimuleerd is en dat de gasprijs- ver'nogingen in de afgelopen jaren minder sterk waren dan zonder deze discussie naar alle waarschijnlijkheid het geval zijn geweest. De hier genoemde uitspraak van de raad is nadien bevestigd in de raads vergaderingen van 1 oktober 1982 en 3 oktober 1983Het standpunt va de - 7 - raad diende tevens ter kennis te worden gebracht van de regering en de leden van de Tweede Kamer van de Staten-Generaal, hetgeen ook geschied is. Hiermee is en wordt al het mogelijke gedaan om als gemeente invloed uit te oefenen op de vaststelling van gasprijzen, die vooral door de "echte" minima steeds moeilijker zijn op te brengen. Overige maatregelen. Naast de hierboven aangegeven maatregelen die een algemene werking hebben wordt in het gemeentelijk beleid ook op meer specifieke wijze waar mogelijk rekening gehouden met de lagere inkomensgroepen voor zover deze van bepaalde voorzieningen gebruik maken. Wij wijzen in dit verband op het bestaan van boekenfondsen bij het voortgezet onderwijs, de mogelijkheden van het gemeen telijk studiefonds, inkomensafhankelijke tariefstellingen voor een aantal voorzieningen als kinderopvang en muziekonderwijs, subsidiebeleid op het terrein van het sociaal-cultureel werk ten aanzien van specifieke doelgroepen en in samenhang daarmee de bepaling van de hoogte van eigen bijdragen van deelnemers en activiteiten. Schuldsaneringsbeleid. De tot nu toe aan de orde gestelde maatregelen zijn alle te plaatsen in het kader van het streven naar een situatie van evenwicht tussen inkomsten en kosten van vooral degenen die een minimuminkomen hebben. Helaas moet echter geconstateerd worden dat steeds meer mensen door de al plaatsgevonden heb bende verslechtering van hun inkomenspositie in schuldsituaties zijn komen te verkeren. Om in deze situaties hulp te bieden participeert de gemeente Leeuwarden samen met andere Friese gemeenten in de Volkskredietbank (V.K.B.). Deze instelling houdt zich naast schuldbemiddeling, voornamelijk bezig met het verstrekken van leningen ter sanering van schulden. De V.K.B. beoogt met het verstrekken van dergelijke leningen de bestaande schuldeisers van een cliënt af te kopen. De schuldeisers moeten dan veelal genoegen nemen met een onmiddellijke doch gedeeltelijke betaling van hun vordering tegen financiële kwijting aan de betrokken debiteur. Teneinde het mogelijke hulpaanbod van de V.K.B. te vergroten is het Gemeentelijk Waarborgfonds ingesteld. Onder dekking van dit fonds kunnen leningen worden verstrekt door de V.K.B. die om sociale redenen gewenst zijn, doch die zonder een dergelijke borgstelling door de gemeente om zake- - lijke redenen niet verstrekt zouden kunnen worden. Behalve door de V.K.B. worden ook door de Gemeentelijke Sociale Dienst leningen verstrekt. Ingevolge de A.B.W. kan echter alleen leenbijstand wor den verstrekt voor investeringen die nog plaats moeten vinden. Het is derhalve in principe niet mogelijk om op grond van de A.B.W. een saneringslening te verstrekken. Behalve met het verstrekken van leningen zijn de V.K.B. en de G.S.D. ook belast met het bij wijze van dienstverlening verrichten van betalingen aan leveranciers ten laste van de periodieke inkomsten van de betrokkene. Langs deze weg worden cliënten geholpen bij het voorkomen van onnodige achterstan den in betaling of bij het inhalen van een eerder opgelopen achterstand in betaling. Wanneer dat nodig is kunnen de V.K.B. en de G.S.D. ook een beroep doen op enkele maatschappelijke dienstverleningsinstellingen voor een intensieve

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1984 | | pagina 471