2. Reclamant heeft nooit beweerd een recht te hebben op het handhaven
van het bestemmingsplan; wel is bezwaar gemaakt tegen illegale ver
anderingen en veranderingen zonder geldige reden. In hoofdzaak is
bezwaar gemaakt tegen beperking van zonlicht in de tuin en pas in
tweede instantie tegen vermindering van uitzicht.
De werkplaats is aanzienlijk groter dan de oorspronkelijke berging.
Hieraan is onvoldoende aandacht besteed.
3. Gegeven de constructie van de werkplaats mag op grond van het burger
lijk recht het raam, dat nu op het erf van reclamant uitziet, er niet
zijn. De voorgenomen wijziging van het bestemmingsplan sou dit wel
mogelijk maken; het onrechtmatig handelen van de gemeente maakt het
onrechtmatig handelen van J. Teenstra mogelijk. De belofte om het
raam ondoorzichtig te maken is niet nagekomen.
4. De kwaliteit van de werkplaats doet niet terzake; het gaat om de
grootte, de plaats en het raam.
5. De werkplaats kan, in tegenstelling tot wat wordt beweerd, het uit
zicht van Teenstra niet belemmeren, wanneer hij op de in het bestem
mingsplan aangegeven plaats wordt neergezet.
6. Eventuele beplanting voor de berging is ook onderworpen aan de be
perkende regelen van het burenrecht. Deze speelt dus nauwelijks een
rol
7. De gemeente heeft de heer Teenstra. die bewust de wet heeft over
treden, de hand boven het hoofd gehouden, ondanks protesten van re
clamant vanaf het allereerste stadium. Medegevoel met de heer Teensid
is dus misplaatst.
8. Er is geen sprake van maskering van de werkplaats door een thujahaag.
Er staan slechts enkele struiken, die de berging niet afschermen.
Iets anders beweren is een verkeerde voorstelling van zaken.
De werkplaats wordt, ondanks de beweringen van Teenstra, we1 als
zodanig gebruikt.
9. De tekening van de werkplaats, op grond waarvan nu bij G.3. de ver
klaring van geen bezwaar is gevraagd, komt niet overeen met de wer
kelijke situatie. Eieraan wordt niets gedaan.
3Reactie van Burgemeester en Wethouders.
ad 1
Het verschuiven van de woning van reclamant had betrekking op be zware
van de bewoners van Tearnserdyk 16 en 18 tijdens de anticipatieproce
dure t.b.v. de bouw van de woning van reclamant en staat geheel -0S
van de onderhavige problematiek.
ad 2.
Het staat de Raad vrij een procedure tot herziening van het bestem
mingsplan te starten, wanneer geen sprake is van stedebouwkundige
bezwaren. Reclamant heeft reeds van de mogelijkheid om'in het kader
van deze anticipatieprocedure beswaren in te dienen gebruik gemaakt.
Het oordeel ligt nu bij G.S. Hoewel er inderdaad sprake is van ver
mindering van bezonning, moet dat hier aanvaardbaar worden geacht.
In het algemeen kunnen aan de ruimtelijke ordening geen blijvende
rechten worden ontleend.
id 3.
De bezwaren tegen het raam in de berging zijn zuiver van privaatrech
telijke aard. De heer Teenstra heeft zich opnieuw bereid verklaard
in het raam matglas aan te brengen.
ad 4.
Door het plaatsen van een nieuwe berging is kwalitatief een beter ge
heel ontstaan. De berging is stedebouwkundig verantwoord.
id 5.
Dij plaatsing van de berging op de plaats dis hst bestemmingsplan
aangeeft wordt het uitzicht wel belemmerd. De huidige situatie is uit
dit oogpunt stedebouwkundig meer verantwoord.
ad 6.
'Ook beplanting kan uitzicht belemmeren of zonlicht tegenhouden.
id 7.
Indien van stonde af aan duidelijk was geweest, dat de berging stede
bouwkundig niet verantwoord was, had de gemeente de heer Teenstra ge
dwongen het bouwwerk-af te breken.
ad 8.
Er is geen sprake van een timmerwerkplaats, maar van een hobbyruimte.
In de bouwaanvrage is sprake van een berging.
ad 9.
Het bestaande gebouw wijkt op enkele punten inderdaad af van de bouw
tekening, doch deze verschillen zijn niet van dien aard, dat het ver
zoek om vergunning niet sou kunnen worden verleend.
Terinzagelegging van de stukken en hoorzitting.
De op de zaak betrekking hebbende stukken hebben van 24 april tot 2 mei
1984 ter gemeentesecretarie ter inzage gelegen. Zowel reclamant als de heer
Teenstra hebben kennis genomen van de stukken. De Raadsadviescommissie
heeft reclamant, de heer Teenstra en de vertegenwoordiger van Burgemeester
en Wethouders in de gelegenheid gesteld hun standpunten nader toe te
lichten tijdens een hoorzitting op 10 mei 1984 in het Stadhuis.
- 2 -
- 3 -