groeipoolstatus kreeg Leeuwarden de beschikking over rijksmiddelen en werden taken toegekend. Zo is aan Leeuwarden een aandeel toegekend in de spreiding van de Rijks diensten en werd de Ruimtelijke Ordenings Toeslag (R.O.T.) van toepassing verklaard. In het licht van de verstedelijking diende er een zekere concen tratie in Leeuwarden plaats te vinden en werd het beleid van de provincie betreffende het terugdringen van de suburbanisatie ondersteund door het in aanmerking laten komen van Leeuwarden voor lokatiesubsidie. Daarnaast is binnen het verkeers- en vervoersbeleid via het Ministerie van Economische Zaken en via de gelden van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling de Zuidtangent gefinancierd. Tenslotte is de aanwijzing van Leeuwarden als I.S.R.-gemeente ook in zekere mate bespoedigd vanwege de functie in het regionale gebeuren. Kortom, hoewel niet alle (financiële) ondersteuningsmaatregelen zonder meer een directe relatie met de groeipoolstatus van Leeuwarden hadden, kan toch geconcludeerd worden, dat de groeipoolstatus niet inhoudsloos is ge weest. In de beantwoording op kamervragen indertijd is door de regering ook de positie van Leeuwarden op het sociaal-economisch terrein onderkend. Voor groeistad kwam Leeuwarden volgens de regering niet in aanmerking, omdat de bevolkingsgroei niet een dusdanige omvang zou hebben, dat aan het bouwcri- terium van 10.000 woningen in 10 jaar van een groeistad voldaan zou worden. Na de aanvaarding van de groeipoolfunctie van Leeuwarden in de Verstede- lijkingsnota heeft Leeuwarden bij voortduring gepleit bij het Rijk voor het verlenen van de daarbij passende faciliteiten. Ook in het kader van het I.S.P. zijn door Leeuwarden projecten aangedragen, die samenhangen met haar functie en positie in de regio. Voor een deel is aan de wensen van Leeuwar den tegemoet gekomen. Door Leeuwarden zelf is aan de onderbouwing en ver steviging van de functie gewerkt en is het beleid op de verschillende ter reinen daarop afgestemd. Beleidswijzigingen in de structuurschets 1983 en de daaraan verbonden conse quenties Thans komt dan de regering middels de structuurschets tot een zekere eva luatie van de beleidslijnen zoals die zijn uitgezet in de Verstedelijkings- nota. De algemene conclusie uit deze evaluatie is, dat het regeringsbeleid wordt gericht op consolidatie van hetgeen sinds 1978 in werking is gezet, waarbij evenwel het accent op de stadsgewesten en de Randstad als totaliteit is gelegd. De daar gedane investeringen dienen zoveel mogelijk optimaal be nut te worden, omdat het groei-element waarop de Verstedelijkingsnota was gebaseerd, is verdwenen. Met het in feite volledig voorbijgaan aan de functie en positie van Leeu warden, zoals die in het verleden zijn onderkend en waartoe - zij het in be perkte omvang - instrumenten zijn aangereikt, wordt in plaats van een on dersteunend beleid een afbraakbeleid in gang gezet. Door de aanbeveling van het Rijk aan de provincie, om Leeuwarden als concentratiekern aan te merken, wordt dit min of meer gemaskeerd, maar zolang aan die status geen rijksin- - 3 - strumenten worden verboden, is het moeilijk een andere conclusie te trekken. Het volgende mag dit ook nader adstrueren: a. Bij de nadere uitwerking van de Verstedelijkingsnota in de structuur schets vallen twee aspecten op: ten eerste de overgang van de gebundelde deconcentratie uit de Verstedelijkingsnota naar concentratie en ten tweede de decentralisatie van taken naar de provincie. Met de aandacht van het. Rijk op de Randstad en de stadsgewesten, die in staat zullen worden gesteld hun taken uit c.q. af te bouwen, wordt de be leidslijn van gebundelde deconcentratie uit de Verstedelijkingsnota ver vangen door een beleid van concentratie. De decentralisatie impliceert met name het inhoud geven aan een aantal instrumenten door de provincie op het terrein van de volkshuisvesting, het regionaal-economisch beleid, het recreatiebeleid en het verkeers- en vervoersbeleid. Het Rijk laat in deze na een kader aan te geven op welke wijze dit gestalte zou kunnen worden gegeven. Aan de provincie worden geen financiële instrumenten geboden waarmee ze aan de haar opgedragen taak concrete uitvoering kan geven. Het provin ciaal bestuur wordt slechts gevraagd te streven naar bundeling van de groei van de bevolking en arbeidsplaatsen in Leeuwarden. b. De aandacht voor Leeuwarden is slechts zeer summier. De stad wordt mede in het licht van een geleidelijke bevolkingsgroei voor het Noorden aan bevolen om als concentratiekern te fungeren, in die zin, dat aan de pro vincie wordt gevraagd dit te bewerkstelligen. Evenwel blijft de moge lijkheid voor de provincie open, nog andere kernen aan te wijzen. In concreto is daarmee de bijzondere status van Leeuwarden door het Rijk losgelaten en wordt de concentratie van bevolking en arbeidsplaatsen overgelaten aan de provincie. De provincie dient derhalve duidelijk haar beleid dienaangaande aan te geven. In dat opzicht vraagt het Rijk slechts van de provincie, de streekplannen te benutten voor een integratie van het ruimtelijk en het sociaal-economisch beleid. Uiteraard doet dit de vraag rijzen, op welke wijze de provincie dit zou moeten realiseren, daarbij in beschouwing nemend, dat van rijkszijde geen instrumenten worden aangereikt. Daarnaast laat de schets de mogelijkheid open tot het aanwijzen van meerdere kernen. Een mogelijkheid die, indien daarvan gebruik wordt gemaakt, zou betekenen dat de verzwakking van de positie van Leeuwarden in het rijksbeleid nog eens versterkt wordt. c. De geleidelijke bevolkingsgroei voor het Noorden, zoals in het verleden overeengekomen, blijft gehandhaafd, maar de groei, die uitgaat boven de natuurlijke aanwas moet worden beoordeeld in samenhang met de mogelijkhe den tot uitbreiding van de werkgelegenheid. Met de aandacht voor de Randstad/stadsgewesten en het streven daar vestigingsoverschotten te creëren, wordt de spreiding van de werkgelegenheid in feite ondergraven. Het zo sterk benadrukken van het optimaal benutten van de voorzieningen en infrastructuur op het stadsgewestelijk niveau leidt er toe, dat de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1984 | | pagina 53