- 2 -
sentatief zijn van de organisatie, maar meende dat het besluit van de
minister moest worden geschorst vanwege een gebrekkige motivering en
gewekte verwachtingen van de zijde van het ministerie.
Begin 1983 werd opnieuw een aanvraag om een representativiteitsverklaring
bij de gemeente ingediend. Gedacht werd aan het verzorgen van radio- en
televisieuitzendingen rondom de installatie van de nieuwe burgemeester. De
Gemeenteraad besloot in zijn vergadering van 5 april 1983 evenwel niet
opnieuw een representativiteitsverklaring af te geven.
Naast de precedentwerking die daarvan zou uitgaan, werd het niet juist
geacht vooruit te lopen op het terzake nog te formuleren rijksbeleid.
De raad was van mening, dat eerst de medianota zou moeten worden afgewacht
alvorens uitgangspunten en criteria konden worden geformuleerd, waaraan het
lokale mediabeleid zou moeten worden getoetst.
Op basis van deze uitspraak besloot het College van Burgemeester en
Wethouders gehoord de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden een
werkgroep in te stellen, die het college zou moeten adviseren over de
uitgangspunten en criteria die nodig zijn voor het voeren van een lokaal
mediabeleid.
In deze werkgroep werden de volgende personen benoemd:
wethouder D.E. Heere, voorzitter
mevrouw A. Jongedijk-Welles
de heer P.J. Sijbesma
de heer J.R. Bijkersma ieden
de heer P.D. v.d. Wal
de heer J. Buurman
mevrouw J. de Jong
de heer H. Bakker, adviseur
de heer R. Smit, secretaris
de heer C.A.J. Wetting, adjunct-secretaris.
Overeenkomstig de taakstelling heeft de werkgroep zich het afgelopen jaar
bezig gehouden met het zich oriënteren op en het inventariseren van het
beleidsterrein.
Tegen de achtergrond van het vorenstaande is de onderhavige rapportage
- 3 -
opgesteld, waarin achtereenvolgens zal worden ingegaan op de volgende
aspecten van het mediabeleid:
- afbakening van het beleidsterrein;
- het wettelijk kader;
- de (gesignaleerde) behoefte;