- 2 -
Artikelsgewijze toelichting.
Artikel 1
Inspraak wordt gezien als een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van
het gemeentelijk beleid. De nadere regeling, organisatie en uitvoering van de
inspraak behoort dan ook primair tot de verantwoordelijkheid van het College van
Burgemeester en Wethouders. Dit laat overigens onverlet de mogelijkheid dat de
feitelijke werkzaamheden met betrekking tot de uitvoering van het inspraakproces!
ook namens het College door andere worden gedaan.
De inspraak wordt als een proces gedefinieerd. Dat proces start met de publica
tie van een beleidsvoornemen en eindigt met de vaststelling van het beleid door
de Raad. In dat proces spelen informatieverstrekking, toelichting en
(uitgekristalliseerde) reacties en bezwaren een rol, terwijl het proces erop
gericht is om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om invloed uit te oefeneJ
op gemeentelijke beleidsvoornemensDaarnaast blijft er de te onderscheiden
mogelijkheid om de uitkomsten van de beleidsvaststelling aan te vechten door
middel van bezwaar en beroep.
De inspraak wordt gegeven op beleidsvoornemens. Daaronder wordt in ieder geval
verstaan het jaarlijkse verdelingsplan, dat in art. 41 van de Wet op de Stads
en Dorpsvernieuwing (S.D.V.) is voorgeschreven. Verder moet ook het (verder)
ontwikkelen van de regelgeving inzake de beleidsvoorbereiding (de meer defini
tieve inspraakverordening en de subsidieverordening) als beleidsvoornemen in de
zin van deze interim-verordening worden gezien.
De definiëring van het begrip "stadsvernieuwing" is ontleend aan de tekst van de
Wet S.D.V.
Artikel 2.
Dit artikel geeft een aantal nadere voorwaarden voor de inhoud en de wijze van
opstelling van een beleidsvoornemen. Deze zijn erop gericht om de inspraak zo
goed mogelijk te laten plaats vinden.
Artikel 3»
Volgens de Wet S.D.V. hebben ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende
natuurlijke en rechtspersonen recht op inspraak.
Daarbij wordt het criterium van het zijn van belanghebbende of direct betrokkene
bij de stadsvernieuwing niet gesteld.
Artikel 4.
Door de in lid 2 voorgeschreven publieke bekendmaking wordt voorkomen dat een
potentiële inspreker nadat besluitvorming heeft plaatsgevonden zich met vrucht
kan beroepen op onbekendheid met het voornemen daartoe.
Artikel 5.
De Raadsadviescommissie wordt hier gehoord als Commissie van Advies aan het
College in het kader van de wisselwerking tussen College en Raad.
De Commissie kan betrokkenen horen en betrokkenen kunnen zich in dit stadium danl
op eigen initiatief laten horen; de informatie kan de Commissie in aanmerking
nemen wanneer zij haar (voorlopige) standpunt formuleert en aan het College ken
baar maakt.
- 3 -
Artikel 6.
De nadere standpuntbepaling behoeft niet het karakter te hebben van een afzon
derlijke nota maar kan ook deel uitmaken van het raadsvoorstel ter vaststelling
van het beleid, waarop de inspraak betrekking heeft (gehad).
Artikel 9.
Aangezien het College bevoegd gezag is bij het verlenen van de inspraak, is het
C< llege ook de instantie, die een klacht over de uitvoering van de verordening
behandelt, terwijl de beslissing over het klaagschrift aan de klager en de raad
dient te worden bekend gemaakt.