3-4
Op welke grond kan Oost-Fries-
land wel van de IPR-regeling
profiteren en Leeuwarden
niet?
(blz. 1-4 bel. pl.)
steunniveau (15%) van de I.P.R.
voor Leeuwarden te verhogen.
Bij de wijziging van de steun
niveaus in de I.P.R. in 1983
heeft de Minister van Econo
mische Zaken meegedeeld, dat
bij het vaststellen van de
steunniveaus gebruik gemaakt is
van recente gegevens over de
sociaal-economische ont
wikkeling van de verschillende
deelgebieden (met name de
regionale component van de
werkloosheid per COROP-gebied)
Op basi3 daarvan is ge
constateerd dat Oost-Friesland
wel voor 25? I.P.R.-premie in
aanmerking komt, terwijl voor
het overige deel van Friesland
de sociaal-economische positie
in relatie tot het Nederlandse
gemiddelde niet van dien aard
geacht werd, dat het oorspron
kelijke steunniveau (25?) ge
handhaafd diende te blijven.
Het gebruik van de COROP-
gebieden als criterium wijzen
wij af, aangezien de specifieke
functie van Leeuwarden hiermede
niet wordt onderkend.
E. Diversen
124 Heeft het college nog bepaalde
D plannen om de winkelfunctie
van de Voorstreek e.o. te ver
sterken, b.v. door steun te
verlenen aan het particulier
initiatief van het "drijvend
terras"?
124 De initiatiefnemers van een
zogenaamd "drijvend terras"
hebben met de Dienst Stadsont
wikkeling besprekingen gevoerd
over de realisering van een
dergelijk terras aan de Bier
kade (Kelders). Daarbij is ge
bleken dat met de uitvoering
dusdanige investeringen zijn
gemoeid, dat het voorshands
niet haalbaar is een dergelijke
voorziening daar te realiseren.
Wij hebben niet overwogen de
realisering van een "drijvend
terras" mogelijk te maken door
van gemeentezijde een bijdrage
in de investeringskosten te
verstrekken.
3-5
Vanuit het bedrijfsleven wordt
herhaaldelijk de wens te ken
nen gegeven dat het contact
gemeentebestuur met het be
drijfsleven moet worden ver
sterkt door o.a.
bedrijfsbezoeken, gesprekken
met ondernemers over b.v.
verkeerssituaties e.d.,
een minder ambtelijke opstel
ling, een nauwer contact met
de Kamer van Koophandel, en
een meer benadrukken van de
hoofdstadfunctie van Leeuwar
den in het contact van B. en
W. met het provinciaal
bestuur.
Is het college ook de mening
toegedaan dat het goed zou
zijn het contact gemeentebe
stuur bedrijfsleven te ver
sterken?
Is het college bereid, mede
gelet op het toenemende aantal
niet-traditionele huishoudens,
de vestiging van een avondwin
kel te bevorderen?
Blijkens het gestelde op blz.
11-35 is de werkgelegenheid in
het hotel- en restaurantwezen
en reparatiebedrijven voor ge
bruiksgoederen in '82-'83
gedaald met 254 arbeidsplaat
sen. Dit aantal lijkt voor
deze bedrijfstak relatief
hoog.
Kan het college omtrent de
achtergronden van deze ontwik
keling nadere informatie ver
schaffen?
125 Wij achten een goed contact
tussen het gemeentebestuur en
het lokale bedrijfsleven van
groot belang. In de Nota Werk
gelegenheid hebben wij dit as
pect dan ook met nadruk naar
voren gebracht. Overigens wij
zen wij er op, dat er ons in
ziens reeds sprake is van een
intensief contact tussen het
gemeentebestuur en het be
drijfsleven, zowel op bestuur
lijk niveau - ondermeer door
middel van bedrijfsbezoeken
door leden van het college -
als op ambtelijk niveau door de
afdeling E.B.O.
Verder is er een regelmatig
contact tussen een delegatie
uit ons college en een dele
gatie uit het bestuur van de
K.v.K. Tenslotte wijzen wij U
op de verschillende commissies
als daar zijn de Overlegcom
missie voor het Midden- en
Kleinbedrijf en de Commissie
voor de Werkgelegenheid.
126 De huidige bepalingen van de
Winkelsluitingswet 1976 geven
ons, nog afgezien van de vraag
of daaraan behoefte bestaat,
niet de mogelijkheid openstel
ling van winkels gedurende de
avonduren te bevorderen.
127 De gesignaleerde teruggang in
de bedrijfstak handel, horeca
en reparatiebedrijven is, in
verhouding tot de algehele
werkgelegenheidsontwikkeling in
Leeuwarden, inderdaad vrij aan
zienlijk te noemen (4,2? resp.
0,9?).
Nadere beschouwing van het cij
fermateriaal wijst uit dat de
neergaande ontwikkeling in de
onderhavige bedrijfstak vrijwel
volledig voor rekening komt van
de groothandelsbranche (een
afname in de periode mei '82
tot mei '83 van 222 personen,
oftewel 11,5?). Een en ander is
een rechtstreeks gevolg van
verhuizing, opheffing of in
krimping van enkele bedrijven
in deze branche.