No. 20249
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 7 december 1984
(bijlage no. 445);
gelet op de artikelen 170 en 228 van de Gemeentewet;
BESLUIT
gedurende het jaar 1985 ter voorziening in de behoefte aan kasgeld voor zoveel
nodig tijdelijke financieringsmiddelen aan te trekken, uiterlijk voor de tijd
van een jaar, tegen een percentage hetwelk niet hoger mag zijn dan de op het
tijdstip van het aantrekken der financieringsmiddelen algemeen geldende ren
tevoet op de geldmarkt en verder op de wijze en onder zodanige voorwaarden en
bepalingen als in het belang der gemeente nuttig en nodig zal worden geacht, met
dien verstande, dat op enig tijdstip in 1985 het totaal aan opgenomen tijdelijke
financieringsmiddelen een bedrag van 46.000.000,niet mag overschrijden.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter
Secretaris
Aangaan van onderhandse geldleningen.
Bijlage no. 446
Leeuwarden, 7 december 1984.
Aan de Gemeenteraad.
Ingevolge artikel 2 van de Wet Kapitaaluitgaven Publiekrechtelijke Lichamen
wordt aan besluiten van gemeenten tot het ramen van uitgaven ten laste van de
kapitaaldienst van hun begrotingen, behoudens uitzonderingen, door Gedeputeerde
Staten der provinciën slechts goedkeuring verleend, indien de vaste financiering
van de uit hoofde van deze uitgaven te verrichten betalingen binnen een tijdvak
van 15 maanden verzekerd is. Deze vaste financiering zal wanneer zij niet kan
geschieden met ter beschikking van de gemeente komende middelen uit hoofde van
bijvoorbeeld opbrengsten terzake van verkopen, moeten plaatsvinden met aan te
trekken vaste geldleningen.
Voorts moet de gemeente regelmatig geldleningen aantrekken om de vlottende
schuld van de gemeente te consolideren. Deze schuld kan ontstaan door het doen
van uitgaven voor onderhanden zijnde werken na de in de eerste alinea genoemde
termijn van 5 maanden en door kapitaaluitgaven die een bedrag van 80.000,
niet te boven gaan.
Om snel te kunnen reageren op bepaalde situaties op de kapitaalmarkt hebt U
ons bij besluit van 15 november 1983, nr. 16944 gemachtigd in 1984 geldleningen
tot een maximum bedrag van 55 miljoen aan te gaan ter financiering van het
investeringsprogramma voor dat jaar.
Voor de financiering van genoemde investeringen denken wij voor 1985 een
bedrag van ongeveer 31 miljoen nodig te hebben.
Tevens doet zich - afhankelijk van de ontwikkeling op de kapitaalmarkt - in
1985 waarschijnlijk de situatie voor waarin conversie (omzetting in nieuwe
leningen) van bestaande vaste geldleningen aantrekkelijk is uit het oogpunt van
rentabiliteit. Naar verwachting betreft dit een contingent van te converteren
leningen van ongeveer 25 miljoen. In verband met het voorgaande stellen wij U
voor ons:
1. een krediet van 25.000.000,beschikbaar te stellen voor het in 1985
buitengewoon aflossen van geldleningen om in de plaats daarvan leningen aan
te trekken tegen een lager rentepercentage.
2. ons college te machtigen voor 1985 geldleningen aan te gaan tot een totaal
bedrag van 56 miljoen 31 miljoen 25 miljoen).
Van elk door ons, ter uitvoering van het door de Raad te nemen algemeen geld
leningsbes luit voor 1985 te nemen besluit tot het aangaan van een geldlening
en van de goedkeuring hiervan door Gedeputeerde Staten, zullen wij U mededeling
doen.
Wij stellen U voor te besluiten overeenkomstig het hierbij gevoegde ontwerp.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
rar. G.J. te Loo Burgemeester.
mr. W.J.G. Reumer Secretaris.