- 4 -
- 5 -
Zoals wij onder d. reeds hebben opgemerkt, staat de decentralisatie van deze
regeling los van de decentralisatie van de stadsvernieuwing, vandaar dat in de
nota aan dit punt geen aandacht is besteed. Wij komen op dit onderdeel nader
terug aan de hand van een nog op te stellen ontwerp-subsidieverordening.
De federatie vraagt zich af of het eventueel laten vervallen van de sub
sidieregeling ten behoeve van de corporaties inhoudt dat in de toekomst geen in
grijpende woningverbeteringsplannen meer zullen worden gerealiseerd, maar alleen
nog groot-onderhoudsplannen.
Het al of niet continueren van de subsidiemogelijkheden voor de corporaties
staat los van het uitvoeren van ingrijpende woningverbeteringsplannen. Met het
vervallen van de rijksregeling is deze relatie immers komen te vervallen en
staat het de gemeente vrij de in het verleden geldende regeling aan te passen of
te laten vervallen.
Zoals bekend vervullen de corporaties een belangrijke functie in het stadsver-
nieuwingsgebeuren; het is van groot belang dat deze taak ook in de toekomst uit
geoefend kan worden. In verband hiermee zal het effect van het eventueel aanpas
sen van de subsidieverstrekking nader onderzocht worden.
Op dit punt komen wij te zijner tijd nog nader terug. Hierbij zal ook aandacht
besteed worden aan de mogelijke gevolgen van het aanschrijvingsbeleid. De brief
schrijvers krijgen uit de nota de indruk dat de verbetering van particuliere
woningen hogere prioriteit krijgt dan de verbetering van corporatiewoningen.
Deze interpretatie is niet juist want wij achten de verbetering van corpora
tiewoningen van even groot belang als de verbetering van particuliere eigen
woningen.
De opmerking op pagina 23 van de nota dat de particuliere woningverbetering in
ieder geval onbelemmerd doorgang moet vinden houdt namelijk verband met het feit
dat het hier als gevolg van de decentralisatie van de stadsvernieuwing gaat om
een regeling waarvoor de gemeente de verantwoordelijke instantie is. De verbete
ring van corporatiewoningen blijft daarentegen een rijksaangelegenheid, zij het
dat de gemeenten in dit kader verantwoordelijk is voor een aantal ondersteunende
activiteiten. Overigens zijn alle claims van de woningcorporaties op grond van
de oude rijksregelingen voor 1985 gehonoreerd.
De federatie wijst er vervolgens op dat vanuit bewoners vaak aangedrongen wordt
op het ontwikkelen van plannen. Het feit dat geen nieuwe plannen worden opge
pakt in 1985 strookt niet met dit gegeven.
Het in 1935 niet opstarten van nieuwe plangebieden heeft betrekking op gemeente
lijke activiteiten. Dit houdt vooral verband met het feit dat de gevolgen van de
decentralisatie van de stadsvernieuwing op dit moment niet voldoende te overzien
zijn. Het vorenstaande houdt niet in dat wanneer de noodzaak daartoe aanwezig is
en het contingent toereikend in 1985 niet gestart kan worden met de aanpak van
een bepaald complex woningen. Van een verontachtzaming van de sociale huursector
is naar onze mening dan ook geen sprake.
De federatie is het er niet mee eens dat de gemeentelijke voorbereidingskosten
volledig ten laste van het stadsvernieuwingsfonds komen.
De subsidieregeling voor voorbereidingskosten is één van de rijksregelingen die
per 1 januari 1985 is komen te vervallen. Plankosten hebben tot nu toe altijd
deel uitgemaakt van de beleidsnota stadsvernieuwing, en hetzelfde geldt voor de
post administratie en beheer.
Deze laatste kostenpost was tot nu toe niet subsidiabel en kwam volledig ten
laste van de gemeentelijke storting in het fonds stadsvernieuwing. Deze gemeen
telijke storting blijft ook in de toekomst gehandhaafd, zodat van een oneigen
lijk gebruik van de voor de stadsvernieuwing bestemde middelen geen sprake is.
De corporaties vragen om overleg over de jaarlijkse bij Gedeputeerde Staten in
te dienen behoeftenraming.
De door de gemeente op te stellen behoefteraming bevat geen gegevens met betrek
king tot de renovatie van woningcomplexen. Wel zal een bedrag worden opgenomen
voor subsidies aan corporaties op grond van de gemeentelijke subsidieverorde
ning. Evenals in 1984 is gebeurd zal deze raming in overleg met de corporaties
worden opgesteld.
Van de subsidiemogelijkheid met betrekking tot het aankopen van particuliere
panden door corporaties is tot nu toe nooit gebruik gemaakt, vandaar dat deze
regeling niet in de subsidieverordening is opgenomen. Mochten zich in de
toekomst overigens concrete voorbeelden voordoen, dan bestaat de mogelijkheid
per geval een beslissing te nemen over de subsidieverstrekking.
De briefschrijvers vragen voorts of voor de tijdelijke huisvesting bij renovatie
een maximum-bedrag geldt. Terzake verwijzen wij naar artikel 5.1. lid c van de
subsidieverordening waarin een maximum-bijdrage van 4.000,wordt genoemd.
Vervolgens wordt verzocht subsidie beschikbaar te stellen voor het verrichten
van zogenaamde haalbaarheidsonderzoeken.
Het verrichten van haalbaarheidsonderzoeken in het kader van de stadsvernieuwing
achten wij één van de taken van de woningcorporaties. Tot nu toe kon voor dit
doel geen rijkssubsidie worden verkregen wanneer het betreffende woningbouwplan
niet gerealiseerd werd. Wij zien met het oog hierop geen aanleiding dergelijke
kosten ten laste van het gemeentelijke stadsvernieuwingsfonds te brengen.
Tenslotte vraagt de federatie aanpassing van artikel 3«2. van de subsidieveror
dening, omdat het onduidelijk zou zijn of corporaties wel een beroep kunnen doen
op deze subsidiemogelijkheid voor bij hen in eigendom zijnde, doch niet bewoonde
monumenten en/of beeidsbepalende panden. Naar ons oordeel is de voorgestelde
aanpassing niet nodig, aangezien in de toelichting bij artikel 3.2. van de sub
sidieverordening vermeld staat dat subsidieverstrekking mogelijk is aan de
toekomstige bewoner of verhuurder van een monument of beeldbepalend pand. Indien
corporaties derhalve een dergelijk pand verwerven met het doel dat geschikt te
maken voor woondoeleinden kunnen zij zonder meer een beroep op deze regeling
doen. Aanpassing van de verordening op dit punt achten wij in verband hiermee
niet nodig.
_Overi£e_o£merkingen^
In de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening is ondermeer de vraag gesteld wat
de status is van de I.S.R.-gebieden.
Wellicht ten overvloede wijzen wij erop dat de Interimsaldoregeling één van de
regelingen is die per 1 januari jl. is komen te vervallen. In verband hiermee
kunnen gebieden waarvoor een I.S.R.-aanwijzing gold aan een dergelijke aan
wijzing in de toekomst geen extra claims meer ontlenen.
Daarnaast is nog de bouw van een sociaal-culturele accommodatie in de binnenstad
van 1985 aan de orde gesteld. Voor dit doel is een bedrag van 200.000,aan
werkgelegenheidsgelden toegezegd, terwijl daarnaast een bedrag van 191.000,
ten laste van de gemeente is geraamd in het verdelingsvoorstel. Voorshands gaan
wij er dan ook vanuit dat de realisering van deze accommodatie in 1985 daad
werkelijk plaatsvindt. Een voorstel daartoe zal U tegelegener tijd worden
gedaan
Resumerend zien wij op grond van de punten a tot en met g op dit moment geen
aanleiding de nota decentralisatie stadsvernieuwing aan te passen. Wij stellen U