4. Plaatsing van de berging conform het bestemmingsplan op de zuidwest kant van het perceel De P811e 6 belemmert het uitzicht van de fam Veenstra in genen dele. De stedebouwkundige bezwaren hiertegen zijn niet gemotiveerd en missen dus overtuigingskracht. 5. Conform het bezwaarschrift van 1 april 1983 is een subsidiaire oplossing aangeboden. Dit wordt echter volstrekt genegeerd. 6. De bezwaarschriften bij de Raad d.d. 1 april 1983» 27 juli 1983 (met aanvulling d.d. 16 augustus 1983)» 16 februari 1984» 8 maart 1984 en 20 september 1984 worden herhaald en dienen bij dit bezwaarschrift ingevoegd te worden beschouwd. III. Reactie van Burgemeester en Wethouders Bij brief van 11 december 1984 hebben B op het bezwaarschrift gereageerd. Zij voeren, samengevat, het volgende aan: 1. In Goutum zijn diverse bouwplannen gerealiseerd d.m.v. de zgn. anticipatieprocedure. Momenteel wordt gewerkt aan een totaal herzienings plan. Derhalve is het niet de bedoeling voor elke afwijking van het bestemmingsplan een apart bestemmingsplannetje in procedure te brengen. 2. Het Arob-bezwaarschrift tegen de verklaring van geen bezwaar van G.S. had geen schorsende werking. Of de voorzitter van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State had de verklaring moeten schorsen, of G.S. hadden de verklaring in moeten trekken; dan hadden B W er geen gebruik van kunnen maken. Terzake van de procedure rond de bouwvergunning wordt gesteld, dat is ingestemd met het advies van de Commissie van Advies aan B W voor de beroep- en bezwaarschriften. Voorts wordt opgemerkt dat Arob-termijnen wat de-beslissingen betreft termijnen van orde zijn. 3. Voor het overige levert het bezwaarschrift geen nieuwe gezichtspunten op. Het bezwaarschrift tegen het voorbereidingsbesluit dient ongegrond te worden verklaard. IV. Terlnzagelegging van de stukken en hoorzitting De op de zaak betrekking hebbende stukken hebben van 10 t/m 14 december 1984 ter gemeentesecretarie ter inzage gelegen. De heer Brouwer en belanghebbende, de heer Veenstra, hebben kennis gedragen van de stukken. Beiden, alsmede de vertegenwoordiger van B W hebben de gelegenheid gekregen hun standpunten toe te lichten tijdens een hoorzitting van de Raadsadviescommissie voor de beroep- en bezwaarschriften op donderdag 20 december 1984 te 16.00 uur in het Stadhuis. Voor de heer Brouwer verschenen de heer Zijlstra en mevrouw Brouwer-Zijlstra. Tijdens de hoorzitting werden geen nieuwe gezichtspunten naar voren gebracht. V. Overwegingen en advies van de Raadsadviescommissie voor de beroep- en bezwaarschriften Vier leden van de commissie zijn van mening, dat het bouwen van de nieuwe berging de fam. Brouwer niet in haar belangen heeft geschaad. Op dezelfde plaats stond immers al een berging en de nieuwe berging heeft een beter aanzicht dan de oude. Bovendien wordt de nieuwe berging deels door beplanting aan het oog ontrokken. Hoewel er een zekere afwijking van de oorspronkelijke maten aanwezig is, is die niet dusdanig, dat hieraan een doorslaggevende betekenis kan worden toegekend. De fam. Brouwer kan ook geen rechten laten gelden op vrij uitzicht op het erf van de fam. Veenstra. Plaatsing conform het bestemmingsplan van de berging op de zuidwesthoek van het perceel van de fam. Veenstra is voor de fam. Veenstra een bezwaarlijke oplossing in verband met het uitzicht uit de woning, terwijl die plaats ook uit stedebouwkundige overwegingen niet gewenst is. Om deze redenen acht de meerderheid van de commissie de belangen van de fam. Veenstra bij handhaving van de berging op dezelfde plaats groter dan de belangen van de fam. Brouwer bij de verwijdering van de berging. Een en ander neemt niet weg, dat de gang van zaken rond de berging en het voorbereidings besluit als betreurenswaardig kan worden gekenschetst. De bezwaren die zijn geuit in het kader van de Arob-procedure rond de bouwvergunning worden in dit kader als niet-relevant beschouwd. Eén lid van de commissie constateert, dat voor de 4e maal een voorberei dingsbesluit moest worden genomen om een situatie te legaliseren, die heeft kunnen ontstaan door nalatig en onzorgvuldig optreden van de gemeente. De belangen van de fam. Brouwer zijn niet echt afgewogen. De gehele gang van zaken is t.a.v. de fam. Brouwer zo onzorgvuldig, dat dit op zichzelf al genoeg is om het bezwaarschrift gegrond te kunnen verklaren. Daarbij komt nog, dat het bestemmingsplan het mogelijk maakt de berging op een andere plaats neer te zetten. Hierbij dient dan wel rekening te worden gehouden met het feit dat de fam. Veenstra schade zou kunnen lijden, die niet uitsluitend aan haarzelf te wijten zou zijn. Vier leden van de commissie adviseren de Raad het bezwaarschrift ongegrond te verklaren conform bijgevoegd concept-besluit. Eén lid van de commissie adviseert de Raad het bezwaarschrift gegrond te verklaren. De Raadsadviescommissie voor de beroep- en bezwaarschriften, i U J.J. Keu; voorzitter. mr.. A.D.Vjran Dijk, secretaris

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1985 | | pagina 155