No. 4092. DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN; gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 28 februari 1985, (bijlage nr. 80); BESLUIT: I. over te gaan tot aanpassing en vervanging van de bewegwijzering binnen de bebouwde kom van Leeuwarden, overeenkomstig het door de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB ontworpen bewegwijzeringsplan van 20 december 1984 (projector. 89100); II. met de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB de bij dit besluit behorende overeenkomst inzake de bewegwijzering, gedateerd 20 december 1984, aan te gaan; III. ten behoeve van de onder I. bedoelde werkzaamheden een krediet beschikbaar te stellen van 311.688, inclusief B.T.W. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van Voorzitter. Secretaris. Aangaan van een gemeenschappelijke regeling inzake de subsidiëring van de Stichting Beeldende Kunst Friesland en de wijziging van de Verordening Kunstuitleen Friesland. Bijlage no. 81 Leeuwarden, 28 februari 1985 Aan de Gemeenteraad. De Stichting Beeldende Kunst Friesland (S.B.K.) met uitleencentra te Leeuwarden, Heerenveen en Drachten ontvangt subsidie van de provincie Friesland en de gemeenten Leeuwarden, Heerenveen en Smallingerland. In 1981 is door genoemde vier subsidiënten de Gemeenschappelijke Regeling Subsidiëring Stichting Beeldende Kunst Friesland, alsmede de Verordening Kunstuitleen Friesland vastgesteld. De feitelijke aanleiding om tot de opstelling van een gemeenschappelijke regeling over te gaan, vormde de Tijdelijke Rijksregeling Kunstuitleen (T.R.K.U.Om in aanmerking te komen voor een rijksbijdrage (t.b.v. de ver werving van werken van beeldende kunst) op grond van deze regeling, diende onder andere te worden voldaan aan de voorwaarde tot vaststelling van een sub sidieverordening kunstuitleen. Daarnaast was het noodzakelijk een gemeenschap pelijke regeling aan te gaan, teneinde het mogelijk te maken het inwonertal van de gehele provincie Friesland als uitgangspunt te nemen voor de bepaling van de hoogte van de te ontvangen rijksbijdrage. Door de provincie Friesland als werk gebied van de S.B.K. aan te merken, kon de te verkrijgen rijksbijdrage nl. aanmerkelijk hoger zijn dan wanneer de betrokken gemeenten afzonderlijk een aanvrage zouden hebben ingediend. De gemeenschappelijke regeling trad met terugwerkende kracht per 1 januari 1980 in werking en werd aangegaan voor de periode tot 1 januari 1985 of zoveel langer als de T.R.K.U. na dit tijdstip van kracht zou blijven. Ten gevolge van de opheffing van de T.R.K.U. per 1 januari 1985 is de gemeenschappelijke regeling met ingang van die datum niet meer van kracht. Voor zover met deze regeling werd beoogd om een voor de betrokken subsidiënten van de S.B.K. zo gunstig mogelijk gebruik te kunnen maken van de T.R.K.U., is handhaving, c.q. verlenging van de gemeenschappelijke regeling ook overbodig geworden. Onafhankelijk daarvan kan het evenwel wenselijk geacht worden om een (nieuwe) gemeenschappelijke regeling terzake aan te gaan, gelet op het werk gebied van de S.B.K. en de mede-verantwoordelijkheid die de betrokken sub sidiënten voor de instandhouding van het functioneren van de stichting willen dragen, hetgeen beleidsmatige en financiële afstemming tussen hen voor de hand doet liggen. Tegen deze achtergrond is met betrekking tot het aangaan van een nieuwe gemeenschappelijke regeling voor de periode na 1 januari 1985 overleg gevoerd tussen de genoemde subsidiënten en de S.B.K. In dat overleg is gebleken, dat er aanleiding was om bij een tot stand te brengen nieuwe gemeenschappelijke regeling tevens rekening te houden met ont wikkelingen die zich hebben voorgedaan c.q. zich nog kunnen voordoen in het sub sidiebeleid van elk der subsidiënten, met de mogelijke toetreding van andere gemeenten tot de gemeenschappelijke regeling en, mede in relatie daarmee, met de voorkeur om de subsidieverdeelsleutel in een dergelijke regeling vast te leggen; ook het eventueel onderbrengen van de functie van een (intergemeentelijke) artotheek zou hierbij in ogenschouw moeten worden genomen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1985 | | pagina 231