-12- In de bestaande welvaartssituatie wordt een echtpaar zonder kinderen, met dit zo vastgestelde minimum geacht te kunnen voorzien in de noodza kelijke bestaansikosten. Voor de bepaling van de hoogte van de kinder bijslag is echter als uitgangspunt gekozen dat deze niet de volledige kosten welke kinderen met zich meebrengen dekt. Dit heeft tot gevolg dat ouders met kinderen hun minimuminkomen mede moeten aanwenden voor de tot hun laste komende kinderen en zo dus voor de voorziening in hun eigen behoefte minder bestedingsruimte aanwezig is dan minimaal nood zakelijk wordt geacht voor een echtpaar zonder kinderen. Daarnaast is het zeer de vraag of door de verlaging van de minimumjeugd lonen en de daaraan gekoppelde jongerennormen niet het punt bereikt is waarop de norm niet meer toereikend kan worden geacht voor zelfstandig wonen. Met deze twee uitgelichte knelpunten uit de normsystematiek van de ABW hebben wij willen aangeven dat ook op grond van bepaalde onderdelen van de koppelingssystematiek zelf vraagtekens gezet moeten worden bij de toereikendheid van het minimuminkomen. Kunnen op grond van de wijze waarop anno 1985 een bestaansgarantie wordt geboden al vragen gesteld worden over de toereikendheid, de realiteit geeft hierop in meerdere gevallen een niet mis te verstaan antwoord. Verschillende onderzoeken tonen de problematische situatie van de minima aan. Naast het bekende onderzoek Minima zonder marge willen wij ook wijzen op het Nibudstudierapport naar de bestedingsmogelijkheden met een minimumloon. Daaruit blijkt vooral dat het aandeel dat de onvermijdelijke en onbeïnvloedbare vaste lasten uitmaakt van het inkomen, alsmaar toe neemt en de overiqe bestedingsruimte onder druk zet. In de notitie inkomensbeleid 1985 van de regering wordt vermeld dat tussen 1 januari 1978 en 1 april 1984 het aandeel van de huren in het totale budget steeg van gemiddeld 11,3% naar 15,2%. Het aandeel van de totale woonlasten steeg in die periode van 18,4% naar 27,2%. Het is bepaald geen uitzonderlijke situatie dat een gezin van de bijstandsnorm van 1471,30 per maand alleen aan huur en energie- lasten al rond 500,kwijt is, al meer dan het derde deel. Wanneer wij daarbij voegen de signalen die ons rechtstreeks of via de G.S.D. bereiken van burgers van deze gemeente, dan ontkomen wij niet 'aan de konstatering dat het huidige minimum in steeds meer ge vallen niet meer toereikend is om te kunnen voorzien in een bij deze tijd passend voorzieningsnivo Deze konstatering vervult ons met zorg. Een indikatie van de omvang van de problematiek in onze gemeente geeft het aantal malen dat een eenmalige uitkering wordt toegekend. Werd in 1981 2498 maal een een malige uitkering verstrekt, in 1984 was dit aantal gegroeid tot 5288, Deze aantallen geven slechts een indikatie omdat bij de berekening van het recht op een eenmalige uitkering uitgegaan wordt van een fiktief jaarinkomen. Bovendien is het door het grote skala van inkomensafhanke lijke subsidies en toeslagen en inkomensafhankelijke belastingen en kwijt scheldingen daarvan,erg onduidelijk geworden welke individuen en/of leefeenheden van een met het sociaal minimum vergelijkbaar inkomen moeten rondkomen. Schrijnend exemplarisch voor het vertekende beeld dat ontstaan is door de invoering van onderscheid tussen bovenminima, minima, echte minima en meerjarige minima is al jaren de A.O.W.-er met een klein pensioentje. Gevolg van dit laatste extraatje is een hogere ziekenfondsbijdrage, geen recht op een eenmalige uitkering en een belastingbetalingsplicht welke tot resultaat heeft dat een nagenoeg gelijk of soms zelf lager inkomen ontstaat dan het betreffende sociaal minimum met de daarbijbehorende eenmalige uitkering. -13- Wij konstateren met zorg naast de niet meer in alle gevallen toereikend heid van het sociaal minimum ook een grote ondoorzichtigheid van het gehele inkomens gebouw waardoor onduidelijk is waar en bij wie het fundament, het sociaal minimum, begint. Deze konstateringen hebben wij reeds naar aanleiding van uw uitspraak in de raadsvergadering van 4 juli 1984 kenbaar gemaakt aan de rijksover heid. Wij zullen niet nalaten bij voortduring de signalen uit de uit voeringspraktijk, welke gesteund worden door een theoretische beschouwing van de positie van de minima, aan de rijksoverheid kenbaar te makenj, Wij maken daarbij niet alleen gebruik van de kanalen van "fret VNG, doch signaleren ook rechtstreeks aan de rijksoverheid middels brieven aan regering en parlement. Bovendien zijn deze konstateringen voor ons aanleiding al hetgeen te doen wat tot onze mogelijkheden behoort om de positie van de minima te ver beteren. Het gemeentelijk beleid met betrekking tot de minima D e _cje meent e 1 ijk e _moge 1 i j_k h e d e n 1 Recentelijk hebben staatssekretaris Van Amelsvoort (Binnenlandse Zaken) en minister De Koning (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) een cirkulaire aan de gemeenten verzonden met daarin nadere richtlijnen voor gemeenten bij de steunverlening aan de echte minima. Kort samengevat komt de strekking van deze cirkulaire op het volgende neer. Benadrukt wordt dat inkomensbeleid een aangelegenheid van de centrale overheid is. Algemene besluiten van inkomenspolitieke aard van gemeenten zijn daarmee in strijd zoals onder meer het geval is geweest met een raadsbesluit van de gemeente Muiden eind 1983. Dit besluit is dan ook geschorst en vernietigd. Dit betekent echter niet dat gemeenten in het ge heel niets kunnen doen. In de fiskale sfeer kan door gemeenten kwijtschel ding van gemeentelijke belastingen en retributies worden verleend. Aan overige, in de niet-fiskale sfeer liggende, maatregelen wordt de voorwaarde gesteld dat individuele beoordeling plaatsvindt. Besluiten tot maatregelen waarbij rechten worden toegekend aan bepaalde kategorieën van ingezetenen vormen naar het oordeel van de bewindslieden een onaanvaardbare doorkruising van het inkomensbeleid van het rijk. Met inachtneming van deze beperking, kennisgenomen hebbend van voorstellen gedaan door groepen uitkeringsgerechtigden en adviezen van deskundigen zoals Divosa en alle door andere ge meenten genomen initiatieven overziend, komen wij tot het vol gende overzicht van de gemeentelijke mogelijkheden: a. signalering bij de rijksoverheid b. kwijtscheldingsbeleid c. eigen belasting- en tariefstelling d. beïnvloeding woonlasten e. energieprijsstelling f. interpretatie en uitvoering van wet- en regelgeving g. de instelling van waarborg- en/of noodfondsen h. toepassingswijze van het individualiseringsprincipe in de ABW i. schuldsaneringsbeleid.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1985 | | pagina 109