Beroepschrift van J.T.M. Hepkema te Leeuwarden tegen een geweigerde bouwvergun
ning.
Bijlage no. 130 Leeuwarden, 21 maart 1985.
Aan de Gemeenteraad.
In Uw vergadering van 11 maart jl. hebt U het beroepschrift van
J.T.M. Hepkema te Leeuwarden tegen een door ons geweigerde bouwvergunning ge
grond verklaard met dien verstande, dat wij met inachtneming van de overwegingen
en het advies van de Raadsadviescommi ssie voor de beroep- en bezwaarschriften de
bouwaanvraag opnieuw in behandeling zouden nemen. Ten aanzien van het formele
aspect van dit beroep wijzen wij U op het volgende.
Het door appellant ingestelde beroep vindt zijn grondslag in artikel 51,
eerste lid van de Woningwet. Dit beroep moet worden gekarakteriseerd als een
vorm van administratief beroep. Dit betekent dat het orgaan dat in beroep een
beslissing moet nemen, de aanvraag opnieuw in volle omvang toetst aan de rele
vante voorschriften en zelfstandig een oordeel over de aanvraag moet uitspreken.
Terugverwijzing naar ons college teneinde opnieuw op de aanvraag te beslissen
verdraagt zich niet met de in voormeld artikel opgenomen beroepsregeling. Wij
menen Uw beslissing dan ook zo te moeten verstaan, dat U nader geïnformeerd zou
willen worden omtrent het al dan niet toepassen van artikel 48, tweede lid van
de bouwverordening, omdat hieromtrent in Uw vorige vergadering onvoldoende in
formatie beschikbaar was. Hierin is kort samengevat geregeld, dat vrijstelling
van.het verbod tot overschrijding van de achtergevelrooilijn kan worden ver
leend, nadat Gedeputeerde Staten hiervoor een verklaring van geen bezwaar hebben
afgegeven. Hieronder zullen wij ons standpunt met betrekking tot het al dan niet
toepassing geven aan dit voorschrift uiteenzetten. Voor de duidelijkheid merken
wij op, dat deze verklaring geen verband houdt met de vrijstellingsprocedure ex
artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de anticipatie-procedure ex
artikel 50, achtste lid van de Woningwet. Voor het desbetreffende gebied vigeert
nog geen bestemmingsplan, doch de voorbereiding hiertoe is in een gevorderd
stadium. Voor het desbetreffende gebied is op 30 januari 1984 opnieuw een voor-
bereidingsbesluit genomen met een werkingsduur van twee jaar.
Wij merken op, dat het geen bezwaar ontmoet, zulks in relatie tot de om
ringende bebouwing, indien het bouwplan zich zou beperken tot een uitbreiding op
'>e begane grond in één laag. Een uitbreiding ter plaatse in meer lagen leidt
onzes inziens tot een te sterke verdichting van het desbetreffende bouwblok.
ierbij nemen wij het aanwezige bebouwingspatroon in aanmerking. Het gebied
wordt thans niet overwegend gekenmerkt door een wijze van bebouwing in de door
appellant beoogde zin. Om de nog bestaande openheid te bestendigen, achten wij
medewerking aan het bouwplan ongewenst. Hier komt bij, dat de licht- en lucht-
toetreding m.b.t. het naastliggende pand St. Jacobsstraat 9 indien het bouwplan
zou worden gerealiseerd, in zeer negatieve zin zou worden beïnvloed. In dit pand
wordt namelijk op de verdieping een woonfunctie uitgeoefend.
egen deze achtergrond achten wij het uit het oogpunt van woon- en leefmilieu
niet verantwoord toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 48, tweede lid
van de Bouwverordening. Dit impliceert dat het bouwplan derhalve conflicteert
met het bepaalde in artikel 46 van de bouwverordening.