- 18 - SBezwaren betreffende de overgangsbepalingen ten aanzien van het bouwen De heer Hepkema pleit voor een duidelijker redactie van de bepalingen omtrent het gedeeltelijk vernieuwen en veranderen van gebouwen. Voorts is hij van mening, dat artikel 20, lid 1sub b èn c kunnen worden samengevoegd. Tenslotte is hij van mening, dat het mogelijk moet zijn bestaande gebouwen geheel te vernieuwen indien de eigenaar dat wenst (omdat men anders teveel gebonden is) Bouwwerken welke onder het over gangsrecht zijn gebracht dragen alle het kenmerk, dat zij in enigerlei opzicht van het plan afwijken. De achterliggende gedachte van de over gangsbepalingen is het nog in principe tijdelijk toestaan van een der gelijke afwijkende' situatie. De belangen van eigenaren en gebruikers van panden welke onder het overgangsrecht vallen, worden in die zin beschermd, dat gedeeltelijke vernieuwing of verandering is toegestaan en dat gehele vernieuwing is toegestaan wanneer het bouwwerk door een calamiteit is teniet gegaan. Mede op verzoek van de Commissie ex arti kel 8 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening is in paragraaf 6.1.6 van het ontwerp-plan een toelichting gegeven op de redactie van dit artikel, met name ook ten aanzien van hetgeen is bepaald in lid 1 sub b en cDe redactie komt overeen met die in andere bestemmingsplan nen voor binnenstadsgebieden. Tekst en toelichting geven naar onze me ning voldoende duidelijkheid. Wij merken verder op, dat de opvatting van de heer Hepkema ertoe strekt om bestaande bouwwerken, die afwij ken van het plan hoe dan ook geheel te kunnen vernieuwen, dus niet slechts nadat zij door een calamiteit teniet zijn gegaan. Dit druist in tegen de planologische opzet zoals die in het plan is verwoord. Wij achten deze bezwaren dan ook ongegrond. TDiverse bezwaren. a. Het verdient naar onze mening uit een oogpunt van uniformiteit geen aanbeveling om in de begripsomschrijving van bouwlaag (arti kel 1sub k) het woord "kap" te vervangen door "zolder". In de praktijk levert deze omschrijving geen problemen op. b. Naar aanleiding van de opmerking van de heer Hepkema, dat afhaal- inrichtingen voor bijvoorbeeld Chinese en Indische gerechten niet vallen onder de omschrijving van horecavoorzieningen klasse e (artikel 1, sub ah), wordt voorgesteld deze omschrijving alsvolgt te wijzigen: "beroeps- of bedrijfsmatige werkruimten, die blij kens indeling en inrichting kennelijk bestemd zijn voor gelegen heden gericht op het in hoofdzaak verstrekken van ter plaatse bereid en te nuttigen of af te halen voedsel, zoals eethuisjes, koffiehuizen, snackbars, restaurants, afhaalinrichting en ijs- salons" c. De heer Hepkema stelt voor in de omschrijving van het begrip "monumenten" (artikel 1, sub al) een verwijzing naar artikel 10 van de Monumentenwet op te nemen en voorts een nadere precise ring van het begrip "zaken" te geven door daaraan het woord "on roerende te laten vooraf gaan. De omschrijving van het begrip "monumenten" stemt overeen met het geen de Monumentenwet hieronder verstaatOverigens bevat deze wet ook nog een omschrijving van het begrip "beschermd monument". Het is gebruikelijk, dat op de plankaart een verwijzing naar ar tikel 10 van de Monumentenwet (beschermde monumenten) wordt opge nomen - 19 - Dit is in dit geval slechts in zoverre gebeurd, dat er sprake is van de aanduiding "monument"; dit moet zijn "monument ingevolge artikel 10 van de Monumentenwet". De plankaart zal in dit opzicht worden aangepast. Wij merken verder op, dat in de hiervoor bedoel de omschrijving van het begrip "monumenten" (artikel 1, sub al (1) van de voorschriften sprake is van "zaken", zodat hieronder zowel roerende als onroerende zaken vallen. Het civielrechtelijk onder scheid tussen onroerende en roerende zaken is ook op monumenten van toepassing. Op grond van dit onderscheid zullen gebrandschil derde ramen, beelden in of op gevels, antiek behang e.d., voor zover niet onroerend uit hun aard, vrijwel steeds onroerend door bestemming zijn. d. Inderdaad dient in artikel 15, lid 1, sub a (nadere eisen) nog het woord "hardsteen" te worden opgenomen. e. Volgens de heer Hepkema kan het gestelde in artikel 19, lid 1, sub c 3 van de voorschriften vervallen (komt nimmer aan de orde). Deze bepaling (deel uitmakende van de procedureregels wijzigings- of uitwerkingsplan) dient evenwel te worden gehandhaafd aangezien deze regels ook van toepassing zijn op het zgn. Vijzelblok en het plan het mogelijk maakt dat aan de westzijde van de Vijzelstraat winkels worden gerealiseerd. f. Volgens de heer Hepkema dient aan artikel 20, lid 3 (Overgangsbe palingen ten aanzien van het gebruik) de zinsnede "of na leegstand weer in gebruik worden genomen" te worden toegevoegd. Indien het afwijkend gebruik wordt gestaaktmag dit op een later tijdstip worden hervat, mits de desbetreffende gronden en opstal len voor dezelfde doeleinden in gebruik blijven als waarvoor deze op het moment van het rechtsgeldig worden van het plan gebruikt werden. Deze bepaling is naar onze mening voldoende duidelijk. In verband met het vorenstaande zijn wij van mening, dat de door recla mant ingediende bezwaren ad b en d gegrond zijn, het bezwaar ad c deels gegrond en deels ongegrond is en de bezwaren ad ae en f ongegrond zijn Onder mededeling dat de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening omtrent het vorenstaande is gehoord, stellen wij U voor: a. de ingekomen bezwaren deels gegrond en deels ongegrond te verklaren; b. het bestemmingsplan "Breedstraat" vast te stellen in afwijking van het ontwerp dat ter visie heeft gelegen; een en ander overeenkomstig het hierbij gevoegde ontwerp-besluit Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, mr. G.J. te Loo Burgemeester. mr. W.J.C-. Reumer Secretaris.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1985 | | pagina 165