- 4 - - 6 - Sub 1. Aard van de heffing/grondslag. Het rioolrecht is een retributie, die geheven kan worden op grond van arti kel 277, eerste lid van de Gemeentewet. Het eerste lid luidt als volgt: "De rechten kunnen worden geheven voor: het gebruik overeenkomstig de bestemming van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen of van voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen, die bij de gemeen te in beheer of in onderhoud zijn en/of voor het genot van door het gemeen tebestuur verstrekte dientsten." De grondslag van de heffing kan worden omschreven als een recht voor het hebben van een aansluiting op en/of het lozen van afvalwater op de gemeen telijke riolering. Sub 2. Belastingplicht. Het recht kan zowel van de eigenaar als van de gebruiker van een pand wer den geheven De heffing van de eigenaar moet worden gezien als een genotsretributie. Blijkens constante jurisprudentie van de Hoge Raad valt namelijk onder het belastbare gebruik overeenkomstig de bestemming, mede te begrijpen het g> - not, dat de eigenaar van een onroerend goed ontleent aan de aanwezigheid van een aansluiting op de openbare riolering c.q. het hebben van een lozingspunt op het openbaar gemeentewater, doordat de gebruikswaarde van zijn onroerend goed wordt verhoogd. De gebruiker daarentegen kan worden aangeslagen omdat deze in staat werdt gesteld afvalwater op het openbaar riool te lozen. Op grond van de hiervoor genoemde overwegingen zijn wij van oordeel, dat alle voornoemde eigenaren in de heffing dienen te worden betrokken. Dit eigenaarsrecht heeft een zakelijk karakter. Het wordt geheven onafhan kelijk van de mate van gebruik van de riolering. Daarnaast zijn wij zoals gemeld van oordeel, dat er een gebruikersheffin dient te worden ingevoerd. Hierbij kan wel een relatie worden gelegd met de mate van gebruik/profij Dit profijt kan worden afgemeten aan de hoeveelheid af te voeren afval water Zoals hiervoor reeds is aangegeven, stellen wij U voor, alleen die ge bruikers van woningen in de heffing te betrekken, die meer dan een gemid delde hoeveelheid afvalwater produceren; dit is af te leiden van het gemid delde waterverbruik. Het gemiddelde waterverbruik per woning bedraagt in Leeuwarden plm. 150 m3 per jaar. Wij stellen U daarom voor de minimum (basis) hoeveelheid, tot welke geen gebruikersheffing wordt geheven, voorlopig te bepalen op 200 m3 per jaar- Voor elke hoeveelheid gebruik boven de 200 m3 is dan een recht verschul digd. De heffing beperkt zich dus tot de zgn. grootverbruikers, hetgeen over het algemeen de gebruikers van de bedrijfspanden zijn. Sub 3- Opbrengst/tarieven. In de ontwerp-begroting voor het dienstjaar 1986 wordt gerekend op een op brengst van 3-350.000, Van dit bedrag kan worden afgetrokken de netto te realiseren opbrengst als gevolg van de verhoging van de gebruikersheffing 0GB van 1.400.000,zodat resteert 1.950.000, In dit bedrag zijn begrepen perceptiekosten tot een bedrag van 200.000,— vallende onroerende goederen beschikbaar zijn en derhalve de gevolgen van de verschillende tariefstellingen nog niet kunnen worden overzien, stellen wij U vooruitlopend op een definitieve tariefstelling thans voor uit te gaan van een proportioneel tarief. Het tarief voor elke volle 100 m3 af te voeren hoeveelheid afvalwater boven 200 m3 kan daarom voorlopig worden berekend op 700.000,(2.400.000 m3 ,nus 3000 x 200 m3) rond 39»per 100 m3. Deze benadering houdt in, dat een gebruiker eerst bij een af te voeren hoeveelheid water van 300 m3 dient te betalen. itdrukkelijk wijzen wij er op, dat genoemde tarieven voor het eigenaars- jcht en het gebruiksrecht, alsmede de keuze van tariefstelling, thans een oorlopig karakter hebben. De definitieve vaststelling van een en ander kan eerst plaatsvinden, wanneer alle benodigde gegevens beschikbaar zijn en overleg met de Kamer van Koophandel heeft plaatsgevonden Wij zullen U hierover tijdig (voor 1—1—1986een voorstel doen. Alsdan zal ook worden ingegaan op de vraag of de voorlopig gehanteerde basishoeveelheid van 200 m3 moet worden gehandhaafd. b 4. Vrijstelling. Ons beleid is steeds gericht geweest op grote terughoudendheid met betrek king tot het verlenen van vrijstellingen. Een ruime toepassing van vrij stellingen leidt immers tot kostenversluiering. Wij stellen U daarom voor de vrijstellingen te beperken tot de gemeente lijke eigendommen, in gebruik voor de publieke dienst. ib 5. Kwijtschelding van belastingschuld. 1 de daartoe strekkende gevallen zullen wij het kwijtscheldingsbeleid toe passen, zoals wij dat hebben geformuleerd in ons préadvies van 24 april 1984. ib 6. Wijze van heffing/invordering. Het recht zal worden opgelegd bij wege van aanslag. Ie invordering berust bij de algemene dienst onder beheer van de comptabele de kassier. ib 7. Aangiftebiljet. ar uitvoering van de verordening moeten met name bij de gebruikers van de adrijfsobjecten inlichtingen worden gevraagd. Dit geschiedt door middel an een aangiftebiljet. Ingevolge de wet moet dit biljet door de Raad wor- an vastgesteld. Het ontwerp bieden wij U hierbij ter vaststelling aan. Ill- jschikbaarstelling van een voorbereidingskrediet voor de invoering van een ioolrecht per 1 januari 1986. Lvorens tot de heffing van de in te voeren rioolheffing m.i.v. 1 januari 986 over te kunnen gaan, is het noodzakelijk een aantal voorbereidende werkzaamheden te doen en maatregelen te nemen, welke bestaan uit: het opbouwen van de belastingadministratie; het verzamelen en inwinnen van inlichtingen m.b.t. de hoeveelheid af te voeren afvalwater, voornamelijk bij bedrijven; de automatisering van het belastingbestand.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1985 | | pagina 226