- 2 - hun indeling bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt: elk als zodanig bestemd gedeelte. Belastingjaar Artikel 3« Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Grondslagen Artikel 4. 1. Voor het recht, bedoeld in artikel 1 onder a, is de grondslag het aantal onroerende goederen, dat een aansluiting op de gemeentelijke riolering of een lozingspunt op het openbaar gemeentewater heeft. 2. Voor het recht, bedoeld in artikel 1 onder b, is de grondslag het aantal kubieke meters water, dat in het belastingjaar is afgenomen van het waterleidingbedrijf, vermeerderd met het aantal kubieke meters water, dat in dat jaar werd verkregen door middel van een eigen pompinstallatie of anderszins. 3. De hoeveelheid toegevoerd water dqor middel van een eigen pompinstallatie wordt door Burgemeester en Wethouders bepaald. 4. In afwijking van het bepaalde in het derde lid kan de gebruiker van een onroerend goed, die voor de verkrijging van water gebruik maakt van een eigen pompinstallatie, verplicht worden te gedogen, dat deze pompinstallatie wordt voorzien van een door de gemeente goedgekeurde en te verzegelen: a. meter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen of b. teller, waarvan het aantal uren, dat de pompinstallatie in bedrijf is geweest, alsmede de capaciteit van de pomp installatie kan worden afgelezen. 5. Indien wordt aangetoond dat toegevoerd water niet door middel van de gemeentelijke riolering of op openbaar gemeentewater is afgevoerd, wordt de op voet van het tweede lid bepaalde hoeveelheid water verminderd met de op andere wijze afge voerde hoeveelheid. Tarief. Artikel 5. 1. Het recht, bedoeld in artikel 1 onder a, bedraagt per belastingjaar voor elk onroerend goed als bedoeld in artikel 4, lid 1 34, 2. Het recht, bedoeld in artikel 1 onder b, bedraagt - 3 - per belastingjaar per volle 100 kubieke meters afgevoerd water en/of faecale stoffen boven 200 kubieke meters 39, Belastingplicht Artikel 6. 1. Het recht, bedoeld in artikel 1 onder a wordt geheven van degene, die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens zakelijk recht van een op de gemeentelijke riolering aangesloten of op openbaar gemeentewater lozend onroerend goed. 2. Als genothebbende krachtens zakelijk recht wordt aangemerkt hij, die op 1 januari van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale leggers is aangewezen, tenzij kan worden aange toond, dat een mistelling in die leggers heeft plaatsgehad of dat de vóór 1 januari plaatsgehad hebbende veranderingen daarin nog niet waren opgenomen, in welke gevallen met de gewijzigde toestand rekening wordt gehouden. Indien met betrekking tot eenzelfde onroerend goed meer dan één genothebbende krachtens zakelijk recht kan worden aange wezen, wordt de aanslag gesteld ten name van één van hen met de toevoeging van de afkorting c.s. Onverminderd het bepaalde in de vorige volzin zijn, ingeval er ten aanzien van enig onroerend goed twee of meer genotheb bende krachtens zakelijk recht kunnen worden aangewezen, allen hoofdelijk aansprakelijk, met dien verstande, dat betaling door de een de aansprakelijkheid van de ander of de anderen opheft. 4. Het recht, bedoeld in artikel 1 onder b wordt geheven van de gebruiker van een op de gemeentelijke riolering aangesloten of op openbaar gemeentewater lozend onroerend goed. 5 Met betrekking tot belastingplichtigen, die het genot hebben krachtens zakelijk recht en/of het gebruik van meer dan één op de gemeentelijke riolering of op openbaar gemeentewater lozend onroerend goed, kunnen, meerdere aanslagen op één aanslagbiljet worden verenigd. W jze van heffing Artikel 7. De in artikel 1 genoemde rechten worden geheven bij wege van aanslag 2. Ter zake van het recht, bedoeld in artikel 5, lid 2 kan een voorlopige aanslag worden opgelegd. Het opleggen van een voorlopige aanslag blijft achterwege, indien deze een bedrag van 125,niet te boven gaat.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1985 | | pagina 230