No. 9226
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 23 mei 1985,
(bijlage nr. 180)
gelet op zijn besluit van 12 oktober 1981 nummer 13813;
mede gelet op de naar aanleiding van genoemd raadsbesluit gesloten overeen
komst van geldlening tussen de Stichting Krats als geldneemster en de Nederlar;
se Middenstandsbank N.V. als geldgever;
BESLUIT
zijn besluit van 12 oktober 1981, nr. 13313 in die zin te wijzigen dat voorde
benaming "de Stichting Krats" wordt gelezen "de Stichting Jongeren Ontmoetings
centrum Leeuwarden" en voor het rentepercentage van "12^$" wordt gelezen "8^",
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
Subsidiëring peuterspeelzaalwerk en amateuristische kunstbeoefening.
Bijlage no. 181 Leeuwarden, 23 mei 1985-
Aan de Gemeenteraad.
In de op 22 oktober 1984 behandelende raadsbrief, behorende bij het voorstel
tot vaststelling van de Algemene Subsidieverordening, werd door ons aangegeven
dat wij om overigens uiteenlopende redenen er de voorkeur aan gaven om van de
Subverordening Specifiek Welzijn (Hoofdstuk Sociaal-cultureel werk) de paragra
fen inzake de subsidiëring van het peuterspeelzaalwerk en met betrekking tot de
instellingen op het terrein van de amateuristische kunstbeoefening op dat moment
nog niet ter vaststelling aan U voor te leggen. Voor wat betreft het peuter
speelzaalwerk was de achtergrond daarvan dat bij de openbare behandeling van de
subsidieverordening was gebleken dat van diverse kanten kritische kanttekeningen
werden gemaakt bij de door ons voorgestelde nieuwe subsidiëringsstructuur voor
dit werk. Ook werden in dat (gevorderde) stadium van besluitvorming door de be
trokken instellingen nog concrete wijzigingsvoorstellen naar voren gebracht, die
om nader onderzoek vroegen, terwijl er verder ook budgettaire problemen waren,
die maakten dat invoering van de nieuwe regeling op z'n vroegst per 1 januari
1986 mogelijk geacht werd. Deze laatstgenoemde problemen werden later gedeelte
lijk opgelost, doordat in het kader van nieuw beleid voor de periode 1985-1989
besloten werd om reeds in de jaarschijf 1985 een bedrag van 50.000,vrij te
maken ten behoeve van de invoering per 1 augustus 1985 van een - na heroverwe
ging - nieuw voor te stellen subsidiëringsstructuur en -methodiek voor het
peuterspeelzaalwerk.
De overwegingen om de (herziene) subsidieregeling voor instellingen op het
terrein van de amateuristische kunstbeoefening nog niet ter vaststelling aan U
voor te leggen, hingen samen met het feit dat de voorgestelde aanpassing van de
regeling na de tervisieligging van de ontwerp-subsidieverordening tot stand was
gekomen. Er was op dat moment nog onvoldoende gelegenheid geweest om over de
voorgestelde wijziging van de regeling met de vertegenwoordigers van de betref
fende instellingen overleg te plegen en evenmin om het voorstel ter advisering
voor te leggen aan de Commissie Sociaal Culturele Zaken.
Inmiddels heeft het in het voorgaande genoemde nadere onderzoek inzake de
subsidiëringsvoorstellen van het peuterspeelzaalwerk plaatsgevonden en zijn de
reacties van enkele instellingen op het terrein van de amateuristische kunstbe
oefening en het advies van de Commisie Sociaal-culturele Zaken terzake bekend
geworden. In het hiernavolgende gaan wij nader op één en ander in en leggen wij
de door ons ontwikkelde regelingsvoorstellen op het terrein van beide werk
soorten ter vaststelling voor.
'iSubsidiëring peuterspeelzaalwerk.
Met de subsidiëring van het peuterspeelzaalwerk werd in Leeuwarden een begin ge
maakt in het jaar 1975. In dat jaar werd een (interim) rijksbijdrageregeling
(ook) voor deze werksoort van toepassing en kon door de gemeente jaarlijks een
bedrag van 2.500,per (op dat moment bestaande) peuterspeelzaal worden ont
vangen. Dit bedrag werd door de gemeente vervolgens doorbetaald aan de peuter
speelzalen, onder inhouding van een bedrag van 500, dat bestemd werd om