- 6 - tabel (zie sub a.) buiten beschouwing. Overigens kan de speelzaal voorts nog "vrije" inkomsten verwerven via akties en door te werken met grotere groepen. Dit systeem gaat ervan uit dat de ouderbijdragen in principe gebruikt worden om het personeel te betalen, terwijl de gemeente via de subsidiëringsmetho diek helpt om de verschillend in opbrengst uit ouderbijdragen te corrige ren. Dit veronderstelt een correcte toepassing van de inkomensafhankelijke tabel van ouderbijdragen. Het is een zaak van vertrouwen dat de ouders een juiste opgave doen van het met de eigen inkomenspositie corresponderende be drag van de ouderbijdrage. De met het oog daarop door de ouders te onderte kenen verklaring kan voor de peuterspeelzaal dienen om de inkomsten naar de gemeente toe te verantwoorden. De totale kosten, die met de subsidiëring van personeelskosten op deze wijze samenhangen, kunnen op basis van 70 geprofessionaliseerde groepen worden ge raamd op 91.000,(70 x 1.300,In de praktijk zal overigens moeten blijken of de in het voorgaande genoemde aannames met betrekking tot de hoogte van de te stellen ouderbijdragen reëel zijn. Het is b.v. denkbaar dat de gemiddelde opbrengst uit ouderbijdragen op een hoger of een lager bedrag uitkomt en dat de veronderstelde meer (dan gemiddelde) opbrengsten uit ouderbijdragen niet (geheel) opwegen tegen de minder (dan gemiddelde) op brengsten. Om de mogelijkheid te hebben op grond van praktijkervaringen de normering bij te stellen, stellen wij voor een bedrag van 15.000,daarvoor te reserveren. de subsidiëring van activiteitenkosten. De subsidiëring van activiteitenkosten is gebaseerd op een vast bedrag per groep. Het bedrag is voor alle groepen (met of zónder betaalde leiding) in principe gelijk en wordt jaarlijks in het programma vastgesteld. Vooralsnog kan het bedrag op 250,per jaar worden bepaald. De totale kosten voor activiteitensubsidies kunnen worden geraamd (op basis van 80 groepen) op 20.000, de subsidiëring van organisatiekosten. De subsidiëring van organisatiekosten is gebaseerd op een vast bedrag per instelling voor peuterspeelzaalwerk. Aangezien wordt aangenomen dat instel lingen met betaalde leiding in de regel hogere organisatiekosten hebben (o.a. in verband met de financiële administratie), is een onderscheid ge maakt tussen speelzalen mét en zónder betaalde leiding. Het vaste bedrag per instelling wordt jaarlijks in het programma vastgesteld en kan vooralsnog op 500,per speelzaal mét betaalde leiding en op 250,per instelling zónder betaalde leiding worden gesteld. Het totaal benodigde budget voor or ganisatiekosten-subsidies worden geraamd op (25 x 500,5 x 250, -) 13.750, totale kosten van het subsidiëringssysteem voor peuterspeelzalen. Tegen de achtergrond van het, sub b t/m e gestelde, kunnen de totale koste voor de subsidiëring van het peuterspeelzaalwerk op jaarbasis als volgt wor den berekend: - huisvestingskosten zelfstandige speelzalen 10.000, - personeelskosten 91.000, - reservering ten behoeve van verevening 15 .000, - 7 - - activiteitenkosten 20.000, - organisatiekosten 13.750, méérkosten t.o.v. huidige situatie: 99.750,149.750, Wij menen dat met het ontwikkelde subsidie-systeem aan de gestelde randvoor waarden is voldaan, terwijl de uitgangspunten een adequate vertaling hebben gevonden Tevens menen wij dat aan de naar voren gebrachte bezwaren tegen ons aanvan kelijke voorstel inzake de subsidiëring van het peuterspeelzaalwerk volledig is tegemoet gekomen. Het nu gepresenteerde subsidiesysteem sluit onzes in ziens verder ook goed aan bij de door de werkgroep peuterspeelzaalwerk naar voren gebrachte subsidiemethodiek en bij de berekening van de door de werk groep op basis van analyses van jaarrekeningen noodzakelijk geachte subsi diebedragen. Wij gaan er derhalve van uit dat de door ons gestelde normbe dragen voor de verschillende kostensoorten toereikend zullen zijn om de peuterspeelzalen in staat te stellen op een bij de gekozen werkwijze passen de wijze tot een kostendekkende exploitatie te komen. Wij stellen U dan ook vcor om te besluiten het systeem in de praktijk te gaan toepassen en daartoe de aan het concept-besluit toegevoegde paragraaf van de Algemene Subsidieverordening/Subverordening Specifiek Welzijn/Hoofd stuk Sociaal-cultureel Werk met betrekking tot het peuterspeelzaalwerk vast te stellen en per 1 augustus 1985 in te voeren. Vervolgens zullen de sub sidietoekenningen aan de peuterspeelzalen, zoals die zijn opgenomen in het Programma Sociaal-cultureel Werk 1985, voor het resterende deel van 1985 worden herzien en in overeenstemming gebracht met de nieuwe subsidierege ling. De voorstellen daarvoor zullen U te zijner tijd nog worden voorgelegd. Subsidiëring Amateuristische Kunstbeoefening. Op 23 juni 1975 besloot U tot de vaststelling van de Verordening Subsidiëring Amateuristische Kunstbeoefening. Deze verordening kwam in de plaats van de destijds vigerende subsidieregelingen t.b.v. muziek, zang- en toneelverenigingen. Deze verordening, die tot stand kwam in overleg met de betrokken instellingen, was erop gericht om een subsidieregeling te treffen vcor het gehele terrein van de Amateuristische Kunstbeoefening. Er werd gekozen voor een subsidiëringsmetho diek, waarbij het subsidie t.b.v. de diverse verenigen wordt bepaald aan de hand van een aantal meetpunten, zoals het aantal leden, de kosten van een repetitie ruimte, het honorarium van een dirigent e.d., terwijl het subsidie wordt toege kend in de vorm van een vast bedrag of een percentage van de kosten, met dien verstande dat voor bepaalde kosten een maximum subsidiebedrag was vastgesteld. Zo was het mogelijk om op grond van de regeling een basissubsidie, een exploita tiesubsidie, een pre statie subsidieeen contributiesubsidie en een investeringssubsidie te ontvangen. De Verordening Subsidiëring Amateuristische Kunstbeoefening is sindsdien op enkele ondergeschikte punten gewijzigd, terwijl 00k: de subsidiepercentages enigszins werden bijgesteld. Wat de grote lijnen betreft is de verordening echter tot op heden ongewijzigd gebleven en als zodanig ingebouwd in de Ontwerp Subsidieverordening voor het terrein van het specifiek welzijn.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1985 | | pagina 270