im
- 2 -
uitgangspunten. De werkgroep komt derhalve met de aanbeveling om met M.A.B.-
projektontwikkeling verder te onderhandelen over de realisering van het project.
Het rapport van de werkgroep is op respectievelijk 19 en 26 november 1984
behandeld in de Commissie van Ruimtelijke Ordening en de Vaste Overlegcommissie
voor het Midden- en Kleinbedrijf. De verslagen van deze vergaderingen hebben wij
voor U ter inzage gelegd.
Wij merken hierbij op, dat een meerderheid van de Vaste Overlegcommissie Midden-
en Kleinbedrijf de totstandkoming van een pleinafsluitend gebouw afwijst. Zowel
de Leeuwarder Ondernemers Vereniging (L.O.V.) als de Kamer van Koophandel en de
Rijksconsulent Handel, Ambacht en Diensten delen dat afwijzende standpunt.
Tijdens de zitting van de Vaste Overlegcommissie is een notitie overhandigd van
het Nederlands Christelijk Ondernemers Verbond (N.C.O.V.), waarin het afwijzende
commentaar van de L.O.V. op het rapport "Afweging en waardering" staat verwoord.
Daarnaast is nog een tweetal reacties op het rapport binnengekomen.
Deze reacties zijn door de werkgroep becommentarieerd in een zogenaamde ant
woord -nota. Ook het door de afdeling Planologie van het CXMK in het najaar van
1983 verrichte onderzoek naar de gevolgen van het pleinafsluitend gebouw, is in
de antwoordnota behandeld.
Dit onderzoek is in opdracht van de Stichting Centrum Winkeliers verricht en
terzake heeft U op 30 januari beslist dat het onderzoek te zijner tijd betrokken
diende te worden bij de verdere besluitvorming over het pleinafsluitend gebouw.
Voor wat betreft de inhoud van de reacties en het commentaar van de werkgroep
verwijzen wij U naar de antwoordnota, welke wij eveneens hierbij toezenden.
Wij merken terzake het volgende op.
Ondanks de afwijzende kritiek van het Leeuwarder Midden- en Kleinbedrijf, zijn
wij van mening dat realisatie van het pleinafsluitend gebouw uit distributie-
planologisch oogpunt verantwoord en uit het oogpunt van behoud en de versterking
van de centrumpositie van Leeuwarden op het gebied van voorzieningen en verzor
ging nodig is.
Dit standpunt dat U in het verleden steeds heeft ingenomen, geldt naar onze
mening nog onverkort. Wij onderschrijven dan ook het rapport "Afweging en waar
dering" en de antwoordnota terzake van de werkgroep. Ook zijn wij met de werk
groep van mening dat het plan van M.A.B.-Ellerman, zowel wat betreft de organi
satie- en winkelfunctie als voor wat de ruimtelijke aspecten aangaat, het meest
beantwoordt aan de door U gestelde uitgangspunten. Daar komt nog bij dat, door
dat Aegon N.V. te 's-Gravenhage zich heeft aangediend als potentiële belegger
van het M.A.B.-project, er sprake is van een beproefde combinatie die op diverse
plaatsen in het land soortgelijke projecten realiseert.
Gelet op de deskundigheid en ervaring van de combinatie M.A.B.-Aegon op het ge
bied van ccmnercieel beheer van winkelcentra, geeft deze combinatie het ver
trouwen dat ook op langere termijn het pleinafsluitend gebouw succesvol zal
blijven. Aan dit aspect hechten wij grote waarde.
In de gesprekken die wij hebben gevoerd met Aegon N.V. is ons echter geble
ken dat Aegon onoverkomenlijke bezwaren heeft tegen de uitgifte van het terrein
in erfpacht. Omdat het plan van M.A.B.-Ellerman nadrukkelijk onze voorkeur heeft
en wij de inbreng van Aegon in combinatie met M.A.B. ook als een duidelijk posi
tief punt ervaren, hebben wij gemeend U te moeten voorstellen de bereidheid uit
te spreken de grond, waarop het pleinafsluitend gebouw gerealiseerd zal worden,
aan de Aegon in eigendom aan te bieden, indien de nadere onderhandelingen met
M.A.B./Aegon succesvol kunnen worden afgerond.
In verband met het vorenstaande stellen wij U than3 derhalve voor ons te
machtigen met de M.A.B./Aegon verder te onderhandelen over de realisering van
hun ingediend ontwerp-plan.
In deze onderhandelingen zullen diverse punten aan de orde moeten komen.
Zo zal op de opmerkingen, van verschillende kanten gemaakt tijdens de tot dusver
gevoerde besluitvorming, moeten worden ingegaan. Het plan zal op diverse punten
moeten worden gedetailleerd, alvorens hieraan de goedkeuring te kunnen hechten.
Dit betreft met name de randvoorwaarden en elementen, die door U op 27 juni 1983
zijn vastgesteld.
Als voorbeeld hiervan noemen wij de verkeersaspectenzoals de bereikbaarheid en
bevoorrading van het gebouw, alsmede het voorzien in de behoefte aan stallings
ruimte voor fietsen. Ook de invulling van de branches, de organisatieformule, de
waarborgen tot het instandhouden van het upgradingseffect, de betrokkenheid van
de gemeente hierbij, en dergelijke zaken, zullen contractueel moeten worden
vastgelegd.
Gezien het belang van het welslagen van dit project voor Leeuwarden, achten
wij het van het grootste belang dat in de te sluiten overeenkomst bepalingen
worden opgenomen ter waarborging van de overeengekomen opzet. Wij zullen ons
nader beraden of dit wellicht in de vorm van een ontbindende voorwaarde c.q.
boetebeding gestalte kan worden gegeven.
Zoals wij in onze vorige op dit onderwerp betrekking hebbende raadsbrief
(d.d. 16 juni 1983, bijlage nr. 249) reeds opmerkten geldt voor de onderhavige
grond geen bestemmingsplan. Omdat voor het gebied, waarin dit terrein is gelegen
een bestemmingsplan wordt voorbereid, is hiervoor een voorbereidingsbesluit
vastgesteld ex. artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. De verlening
van de bouwvergunning zal derhalve te zijner tijd moeten plaatsvinden met toe
passing van de anticipatieprocedure ex. artikel 50, lid 8 van de Woningwet. In
het kader van deze procedure worden belanghebbenden gehoord en is de medewerking
van Gedeputeerde Staten vereist. Voorts gaat het hier om een bouwwerk, behorende
tot het beschermd stadsgezicht in de zin van de Monumentenwet, waarvoor nog geen
bestemmingsplan geldt. In verband daarmee dient tevens de anticipatieprocedure
ex artikel 50, lid 10 van de Woningwet te worden gevolgd. Dit houdt in, dat de
Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur met het bouwplan moet hebben
ingestemd.
Onder de mededeling, dat de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening en de
Overlegcommissie Midden- en Kleinbedrijf over ons voorstel zijn gehoord,
stellen wij U voor te besluiten overeenkomstig het bijgevoegde ontwerp.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
mr. G.J. te Loo Burgemeester.
mr. W.J.G. Reumer Secretaris.