- 2 - De tweede categorie welke van belang is betreft de uitspraken van de Raad welke, anders dan de hierboven aangeduide groep, geen rechtsge volgen met zich mee brengen. Het gaat hier om meningen, standpunten et gevoelens, waaraan de Raad uitdrukking zou willen geven. Algemeen wordt aanvaard dat de bevoegdheid van de gemeente in dit opzicht zeer ruim kan worden gezien. Deze opvatting vindt steun in het antwoord dat Minister Van Thijn op 25 november 1981 gaf op vragen dienaangaande van de Tweede Kamerleden Van Dam en Van der Sanden (C.D.A.) (ter inzage gelegd). Nog vermeldenswaard is de toevoeging die de minister maakte: "Wanneer hogere belangen dan de gemeentelijke in het geding zouden komen, behoort ingrijpen door de hogere overheid evenwel tot de moge lijkheden; gemeentelijke besluiten kunnen immers op grond van artikel 185 van de Gemeentewet wegens strijd met de wet of het algemeer; belang worden geschorst of vernietigd". Hoe moet dit nu in de praktijk worden vertaald? Het komt er in grote lijnen op neer dat de gemeente, die een verordening maakt, waarin bij voorbeeld een vergunningstelsel wordt opgenomen voor het plaatsen of aanwezig hebben van militair materieel, c.q. wapentuig binnen de gemeentegrenzen, mag verwachten dat deze regeling door de Kroon zal worden vernietigd. De gemeente echter die uitspreekt dat zij het uiterst ongewenst acht dat dergelijk wapentuig zich op haar grondgebied bevindt, hoeft dit niet te vrezen. Hierbij wordt er van uitgegaan dat wapentuig, als zijnde een noodzaak voor de landsver dediging, een aangelegenheid van rijksbeleid is. Algemeen aanvaard is dat dit een zaak is waar de rijksoverheid zich direct voor verantwoordelijk vreet. Sen gemeente die regels in dit opzicht gaat stellen, treedt daarmee binnen de grenzen van het rijks beleid en overschrijdt daarmee haar bevoegdheden. III. Vrede en veiligheid in gemeentelijk perspectief. III. 1. Algemeen. Wij menen voor een beschouwing in dezen als uitgangspunt te moeten nemen het gegeven dat de overgrote meerderheid van onze volksvertegen woordiging zich met het bestaan van een in N.A.V.O.-verband opgenomen Nederlandse krijgsmacht verenigt. Dit is geen uiting van militarisme, doch is een noodzakelijke voorziening te:r verzekering van onze nationale veiligheid. Militarisme daarentegen kan beschouwd worden als verheerlijking van het militair gebeuren. Daarvan is in ons land even wel in het algemeen nauwelijks sprake. Over het nucleair-strategisch concept en over de aard en de omvang van een kernwapenarsenaal worden weliswaar bij tijd en wijle heftige discussies gevoerd, maar tot nu toe heeft Nederland zich - met uitzon dering van de kruisvluchtwapens - steeds aangesloten bij het in N.A.V.O.-verband overeengekomen beleid. Het ligt niet op de weg van ons college om zich over deze nationaal-politieke keuze uit te spreken. He: vorenstaande neemt overigens niet weg dat ook bij alle individuele leden van ons college gevoelens van afschuw leven over de onvoorstel bare gevolgen die een kernwapenoorlog met zich mee zou brengen. Uitspraken over een beleid als hiervoor bedoeld, voorzover geen verband houdende met specifiek Leeuwarder omstandigheden, zouden dan ook slechts met grote terughoudendheid overwogen moeten worden. Immers, oCit al is zoals hiervoor aangegeven, wellicht formeel geen beletsel tegen - 3 - uitspraken in deze zin aanwezig, uit een oogpunt van staatsrechtelijke structuur moet worden aanvaard dat het algemene beleid op het gebied van de defensie en aanverwante terreinen is voorbehouden aan een ander democratisch bestuurslichaam dan de gemeente, i.e. de regering tezamen met het parlement. Maatschappelijke stromingen en groeperingen zijn in de gelegenheid bij voortduring hun invloed rechtstreeks op het parle ment voelbaar te maken. Ons staatkundig bestel is daar ook op ingericht. Voor deze benadering menen wij aansluiting te mogen zoeken bij de discussie die plaats vond in Uw vergadering van 24 oktober 1983. Bij deze gelegenheid werd gesproken over de vraag of steun moest worden betuigd aan de op 29 oktober 1983 te s-Gravenhage te houden demonstra tie tegen de plaatsing van kernwapens in Europa, c.q. in Nederland. Een motie van de strekking die steun te verlenen werd verworpen met 31 tegen 6 stemmen. In de discussie heeft daarbij de vraag of het op de weg van de gemeente, dan wel op die van politieke en maatschappelijke groeperingen ligt een algemene demonstratie te steunen een grote rol gespeeld. Werd hierover niet unaniem gedacht, meer eensgezindheid viel te bespeuren ten aanzien van zaken die wel rechtstreeks op het grond gebied van de gemeente betrekking hebben. Hier zou de bestuurstaak van de gemeente wel degelijk in het geding kunnen zijn. Gelet op het vorenstaande zijn wij dan ook de opvatting toegedaan, dat het gemeentebestuur uiterst terughoudend moet zijn met het doen van algemene uitspraken over bewapening, ontwapening, vrede en veiligheid. II.2- Algemene uitspraken. Wanneer het voorgaande wordt toegepast op de door het L.V.O. in zijn nota aangedragen vragen en suggesties, geeft dat het volgende beeld. Het innemen en uitdragen van gemeentelijke standpunten kan als signaal functie zeker een belangrijke politieke betekenis hebben. Wij menen dan ook dat voor uitspraken in deze zin zeker aanleiding kan zijn. Hierbij gaan onze gedachten in het bijzonder uit naar uitspraken over zaken die raken aan het gemeentelijk beleidsterrein. Welke zaken dit zijn valt niet in een algemeen oordeel aan te geven; afhankelijk van de situatie kan een mening worden gegeven. Waar voorts de in het L.V.O. deelnemende organisaties- om uiteenlopende redenen - de aanwezigheid van de vliegbasis op Leeuwarder grondgebied als een probleem ervaren, zijn wij veeleer van mening dat het bestaan van de basis moet worden aanvaard als een gevolg van het beschikken over een defensief apparaat. Hierboven hebben wij reeds aangegeven dat het bestaan van dit apparaat zijn grondslag vindt in een door een zeer grote meerderheid van het parlement gedragen op landelijk niveau uitgestippeld beleid. Een eventuele discussie over de ruimtelijke spreiding over ons land van bepaalde daarmee verband houdende zaken, zoals de vliegbasis zal dan ook vooral in dat kader en mitsdien op landelijk niveau moeten plaats vinden. Ten aanzien van de suggestie Leeuwarden tot "kernwapenvrije gemeente" te verklaren zien wij, indien de Raad daartoe zou besluiten, de beteke nis van een dergelijke verklaring in het bijzonder gelegen in de weer gave van de daarachter gelegen intentie. Zekerheid omtrent de feite lijke situatie zal zij echter niet kunnen bieden en is ook niet te ver krijgen. In zoverre zou voorts een bordje met een aanduiding in die zin bij de gemeentegrens dan ook mogelijk misleidend kunnen zijn.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1985 | | pagina 311