Vaststellen afvloeiingsregeling voor het openbaar speciaal en voortgezet speciaal onderwijs. Bijlage no. 230 Leeuwarden, 13 juni 1985. Aan de Gemeenteraad. Op 1 augustus 1985 treedt de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs in werking. In het rechtspositiebesluit onderwijs is de verplichting opgenomen voor de gemeente- en schoolbesturen tot het vast stellen van een afvloeiingsregeling voor het aan de scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs verbonden onderwijzend personeel in vaste dienst. In een afvloeiingsregeling worden vooraf de criteria vastgelegd aan de hand waarvan bij terugloop van de formatie de ontslagvolgorde van het onderwijzend personeel kan worden bepaald. De afvloeiingsregeling onderscheidt bij de bepaling van de afvloeiingsvolg orde drie categorieën: de vakleerkracht, personeel aangesteld op een formatieplaats eigen taal en cul tuur, en het onderwijzend personeel dat als groepsleraar is aangesteld. Eventu ele afvloeiing vindt binnen deze drie categorieën plaats. Het voorgaande betekent een wijziging ten opzichte van de huidige afvloei ingsregeling, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen de wettelijk en niet- wettelijk verplichte leerkrachten. Tot de laatste categorie behoren o.a. de leerkrachten die werkzaam zijn in het kader van de taakrealisatie schoolleiding, de uitvoering van ontwikkelings projecten en het geven van onderwijs aan anderstalige leerlingen. De afvloeiing vindt tot 1 augustus 1985 nog plaats bij dat onderdeel van het personeelsbestand van de afzonderlijke afdelingen van de scholen voor buitengewoon onderwijs, waarvan de betrekking wordt opgeheven dan wel moet worden ingekrompen. In bijgaande concept-verordening zijn de belangen van het onderwijs en van de leerkachten tegen elkaar afgewogen. Daarbij zijn zoveel mogelijk objectieve normen gehanteerd, zoals de vrijwilligheid, de aard van het dienstverband en de diensttijd. Over de concept-afvloeiingsregeling van het gemeentelijk speciaal en voort gezet speciaal onderwijs is overeenstemming bereikt tussen de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de in het Contact Centrum Bevordering Openbaar Onder wijs samenwerkende personeels- en ouderorganisaties. Hoewel overleg met de afdeling Leeuwarden van de Algemene Bond van Onder wijzend Personeel in verband met het volgen van deze afvloeiingsregeling niet was vereist is er toch vooraf overleg gevoerd met deze organisatie, die overi gens met de inhoud ervan instemt. Hoewel de Medezeggenschapsraden van de diverse scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs terzake geen bijzondere advies- of instemmings bevoegdheid hebben, omdat er overleg plaatsgevonden heeft met de vakorganisaties op landelijk niveau, hebben wij uit een oogpunt van zorgvuldigheid de Mede zeggenschapsraden in kennis gesteld van de concept-regeling met de mededeling dat desgewenst de M.R.'s vóór de vaststelling nog een reactie kunnen geven. Onder de mededeling, dat de Commissie voor het Onderwijs zich met ons voor stel kan verenigen geven wij U in overweging over te gaan tot vaststelling van bijgaand ontwerp-besluit Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, mr. G.J. te Loo Burgemeester. mr. W.J.G. Reumer Secretaris.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1985 | | pagina 376