- 2 - Artikel IV Artikel 42, tweede lid, wordt vervangen door de volgende leden: 2. Naast het bepaalde in lid 1, kan vrijstelling worden verleend van het verbo: tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn voor het bouwen in een gebied waarvoor geen bestemmingsplan geldt, indien voor het gebied, waarin het bouwwerk zal worden opgericht: a. een voorbereidingsbesluit, als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, van kracht is en het bouwwerk niet strijdt met het ontwerp van een bestemmingsplan voor dat gebied, omtrent welk ontwerp he: overleg, voorzien in artikel 8 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening, is afgerond; b. overeenkomstig het bepaalde in artikel 23 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening een ontwerp van een bestemmingsplan ter inzage is gelegd, de termijn bedoeld in artikel 25 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening niet is overschreden en het bouwwerk niet strijdt met het ter inzage gelegde ontwerp c. een bestemmingsplan is vastgesteld, omtrent de goedkeuring waarvan nog niet onherroepelijk is beslist en het bouwwerk niet strijdt met dat bestemmingsplan. 3. Een vrijstelling, als bedoeld in lid 2, kan slechts worden verleend, indien; a. vooraf van Gedeputeerde Staten een verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van de vrijstelling geen bezwaar hebben, b. aan belanghebbenden, voorafgaand aan het aanvragen van de onder a van dit lid bedoelde verklaring van geen bezwaar, gelegenheid is geboden bezwarei in te dienen tegen het verlenen van de vrijstelling, zulks onder tarin- zagelegging voor de belanghebbenden van het ontwerp-bestemmingsplan en het ontwerp-bouwplan. Artikel V Artikel 48, tweede lid, wordt vervangen door de volgende leden: 2. Naast het bepaalde in lid 1 kan vrijstelling worden verleend van het verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn voor het bouwen in een gebied waarvoor geen bestemmingsplan geldt, indien voor het gebied, waarin het bouwwerk zal worden opgericht: a. een voorbereidingsbesluit, als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, van kracht is en het bouwwerk niet strijdt met 'net ontwerp van een bestemmingsplan voor dat gebied, omtrent welk ontwerp het overleg, voorzien in artikel 8 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening, is afgerond; b. overeenkomstig het bepaalde in artikel 23 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening een ontwerp van een bestemmingsplan ter inzage is gelegd, de termijn bedoeld in artikel 25 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening niet is overschreden en het bouwwerk niet strijdt met het ter inzage gelegde ontwerp; c. een bestemmingsplan is vastgesteld, omtrent de goedkeuring waarvan nog niet onherroepelijk is beslist en het bouwwerk niet strijdt met dat bestemmingsplan. Een vrijstelling, als bedoeld in lid 2, kan slechts worden verleend, indien: a. vooraf van Gedeputeerde Staten een verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van de vrijstelling geen bezwaar hebben; b. aan belanghebbenden, voorafgaand aan het aanvragen van de onder a van dit lid bedoelde verklaring van geen bezwaar, gelegenheid is geboden bezwaren in te dienen tegen het verlenen van de vrijstelling, zulks onder terin- zagelegging voor de belanghebbenden van het ontwerp-bestemmingsplan en het ontwerp-bouwplan. Artikel VI in het eerste lid van artikel 62 wordt punt b vervangen door: b. twee kamers; In het tweede lid wordt punt b vervangen door: b. een kamer; en aan dit lid wordt toegevoegd: Tot een wooneenheid mag geen zelfstandige keuken behoren. Niet van toepassing is het bepaalde onder c en d, indien de wooneenheid een combinatie van privaat en badruimte bevat. Onder vernummering van de leden 3 en 4 tot 4 en 5wordt een nieuw derde lid tussengevoegd, luidende: 3. tot een bijzonder woongebouw moeten ten minste behoren: a. een gemeenschappelijk dagverblijf, tenzij de oppervlakte van de kamer, dan wel kamers van de tot het bijzonder woongebouw behorende wooneenheden meer bedraagt dan 15 m2; b. een gemeenschappelijke keuken. Het dagverblijf mag worden gecombineerd met de keuken, mits deze combinatie een oppervlakte heeft die ten minste 3 m2 groter is dan volgt uit het bepaalde in artikel 72, lid 10; in het oorspronkelijk vierde, thans vijfde lid van artikel 62 vervalt punt b2 en wordt punt b3 voorzien van de aanduiding b2. Punt e wordt vervangen door e. van het bepaalde in lid 1onder fvoor woningen met ten hoogste twee kamers, mits een aanvaardbare toestand wordt verkregen; Voorts wordt in dat lid het huidige punt j geschrapt en krijgen de punten f t/m h de aanduiding g t/m j. Tussengevoegd wordt een nieuw punt f, luidende: f. van het bepaalde in lid 1 onder 1, voor woningen met ten hoogste twee kamers, mits een gemeenschappelijke bergplaats aanwezig is met een vloeroppervlakte van ten minste 3 m2 voor iedere woning en daarin voor iedere woning een afsluitbare kast met een vloeroppervlakte van ten minste 1 m2. Niet van toepassing is de eis wat betreft de aanwezigheid van afsluitbare kasten in de gemeenschappelijke bergplaats, indien in iedere woning, behalve de kasten bedoeld in artikel 62, lid 1, onder g, h en j, nog een kast ter grootte van ten minste 1 m2 aanwezig is.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1985 | | pagina 440