Het opstellen van een prognose van de verkeersintensiteiten op het hoofdwegennet in het jaar 1995. 3ijlage no. 276 Leeuwarden, 29 augustus 1985. Aan de Gemeenteraad. In steeds toenemende mate wijzen verkeerstellingen die binnen het stads gebied worden gehouden uit, dat de werkelijke verkeersintensiteiten afwijken van die, welke op grond van het verkeersstruotuurplan zouden mogen worden verwacht. Daarbij wordt in een groot aantal gevallen nu reeds een intensiteit van het autoverkeer gemeten, die uitgaat boven de prognose voor het jaar 1990. Een en ander is het gevolg van enerzijds afwijkingen in sociaal-economische ontwikke lingen ten opzichte van de verwachtingen van 1971 - toen de prognoses zijn opge steld -, anderzijds hebben mobiliteit, vervoerskeuze en de wijze waarop het ver keer zich in de stad verdeelt, zich afwijkend ontwikkeld. De verkeersprognose vormt de basis bij de planvorming voor de uitvoering van (reeonstructie)werkzaamheden. Het gevaar is niet denkbeeldig dat verkeerde prognoses leiden tot het opstellen van plannen die geen of geen voldoende oplos sing bieden voor de knelpunten die aanleiding waren tot het opstellen van de plannen. Wij achten het daarom noodzakelijk dat op korte termijn een nieuwe verkeers- prognose uitgaande van de situatie 1995 wordt opgesteld. Wij denken daarbij aan een prognose waarbij wordt uitgegaan van een grof- mazig rekenmodel, dat goedkoper is dan meer fijnmazige modellen. De bedoeling daarbij is om te komen tot een reëel beeld van de verkeersbelasting op het hoofdwegennet, zoals dat door U is vastgesteld. Van belang is dat bij het voorgestelde model wordt ingespeeld op de model ontwikkeling van Rijkswaterstaat voor de provincie Friesland, hetgeen naar onze mening wenselijk is omdat daardoor de beoordeling van gemeentelijke plannen kan worden vereenvoudigd. Naast het model voor autoverkeer en openbaar vervoer zullen rekenmodellen worden ontwikkeld voor het fietsverkeer, het schoolverkeer en het vrachtverkeer. In de opdracht moet naar onze mening ook worden vervat een eventuele studie naar alternatieve oplossingen als de uitkomsten voor bepaalde wegvakken tot de conclusie leiden dat niet-acceptabele belastingen voorkomen. Op basis van het grofmazig model kunnen later fijnmazige studies worden verricht. Dit kan door deelopdrachten aan derden of door de D.S.O. na aankoop van een daartoe geëigend computerprogram. Wij geven voorshands de voorkeur aan deze laatste oplossing. Voorafgaand aan het opzetten van het rekenmodel zijn geactualiseerde sociaal-economische modellen nodig. Deze modellen kunnen door gemeentelijke des kundigen worden opgesteld. Voor het opstellen van de nieuwe prognose is in totaal een krediet nodig van 420.000, als volgt gespecificeerd. Opstellen van bovengenoemde modellen, inclusief alternatieven en het verza melen van verkeersgegevens door het bureau DHV te Amersfoort 225.000,Over leg met Rijk, provincie etc. 20.000,Aanschaf computerprogramma 37.500, Verzamelen sociaal-economische gegevens 10.000, Begeleiding door D.S.O. 30.000 B.T.W.voorzover verschuldigd, en onvoorzien resp. 55.500,en 42.000,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1985 | | pagina 511